Bijbelgedeelte: Numeri 13:17-33 en 14:1-45

Context
Het volk Israël is, naar Gods belofte, bij het beloofde land aangekomen. Mozes stuurt verspieders het land in.

Kerntekst
Numeri 13:27-28 En zij vertelden hem en zeiden: Wij zijn gekomen tot dat land, waarheen gij ons gezonden hebt; en voorwaar, het is van melk en honig vloeiende, en dit is zijn vrucht. Behalve dat het een sterk volk is, hetwelk in dat land woont, en de steden zijn vast, en zeer groot; en ook hebben wij daar kinderen van Enak gezien.

Doelstelling

De kinderen kennen de geschiedenis van de verspieders en de reactie van het volk.
De kinderen beseffen dat deze reactie uit ongeloof voortkomt.
De kinderen weten en geloven dat de Heere wil dat wij Hem op Zijn woord geloven.

Zingen

Psalm 19:7; 46:4,6; 95:4,6,7; 106:14,15; 136:16,21
ZB - Ik heb je bij je naam geroepen / Leer mij Uw weg, o Heer / Spreek Heer’, want ik luister

Geloofsleer

HC zondag 4 - God is barmhartig én rechtvaardig
HC vraag 21 - Een waar geloof
NGB art. - Gods voorzienigheid

Introductie
‘Mama’, roept Chris, ‘mag ik nu een snoepje?’ ‘Nee hoor, we gaan bijna eten. Weet je wat, vanmiddag mag je een ijsje, bij het koffiedrinken.’ Nou, dat wil Chris wel!
Na het eten gaat Chris buiten spelen met Pieter, de buurjongen. Dan vraagt Pieter of Chris bij hem binnen wil komen spelen. Maar dan denkt Chris aan wat mama hem beloofd heeft. ‘Nee hoor’, zegt hij, ‘dat kan niet. Ik krijg van mama een ijsje vanmiddag. Je mag wel bij ons komen spelen!’ En zo doen ze het. En als mama dan gaat koffie drinken, krijgen Chris en Pieter een ijsje. Precies zoals mama beloofd had. Chris wist het wel: als mama iets belooft, dan doet ze het ook!

Beginzin
Daar gaan ze, twaalf mannen, op weg naar het beloofde land. De Israëlieten kijken hen verlangend na terwijl zij achter blijven bij de tenten. Wat zullen ze vertellen als ze terugkomen?

Vertelschets

De Heere had tegen Mozes gezegd dat hij twaalf mannen uit moest kiezen, uit elke stam één man. Zij moeten het land Kanaän gaan bekijken. ‘Let goed op hoe het land eruit ziet: is het een mooi land? En wonen de mensen in grote, sterke steden? Zijn er veel soldaten? Is het land vruchtbaar, groeien er mooie vruchten en andere gewassen?’ Al die vragen krijgen de verspieders mee. Zij moeten het hele land doortrekken en alles komen vertellen aan Mozes en het volk.
Daar gaan ze, ze beginnen in het zuiden van het land en ze reizen het hele land door. Onderweg nemen ze wat van de vruchten mee. Veel vruchten zien ze, en groot… Eén druiventros is zo groot dat twee mannen die moeten dragen.
Na 40 dagen komen de mannen terug, het hele land hebben ze gezien. En, is het een mooi land? Komen de mannen terug met goed bericht? Jazeker! ‘Mozes, het land is erg mooi, en heel vruchtbaar! Een prachtig land! Maar… de mensen die er wonen zijn heel sterk… Ze wonen in grote steden… En we hebben zelfs reuzen gezien!’
Oei, zou het volk Israël al die inwoners wel kunnen verslaan? Zouden ze het wel van die grote reuzen kunnen winnen? Dan gaat Kaleb, één van de verspieders, staan en zegt: ‘We zullen het land zeker innemen! De Heere heeft toch beloofd dat dit het land is waar wij zullen gaan wonen?!’
Maar tien verspieders zaaien onrust onder het volk: ‘Nee hoor, de mensen zijn veel te sterk… We zullen er nooit inkomen!’ Ze geloven niet meer in de woorden en de beloftes van de Heere. Dat is erg…
De Heere wil dat we Hem geloven; wat Hij heeft gezegd zal Hij doen!
En de Israëlieten: wie geloven zij? De verspieders of de Heere? Ze luisteren naar de verspieders. Ze worden boos, boos op Mozes en Aäron, boos op de Heere! ‘Waarom zijn we niet in Egypte gebleven? Waarom moeten we nu hier in de woestijn, of straks in de strijd, sterven?’ ‘Laten we maar een nieuwe leider kiezen, en laten we zo snel mogelijk terug gaan naar Egypte!’
Mozes en Aäron vallen op hun knieën en bidden. Jozua en Kaleb, de twee mannen die wél geloven, proberen het volk rustig te maken. Maar het volk wordt alleen nog maar bozer, en ze willen hen doden! Maar dan grijpt de Heere in. De Heere komt en Hij wil een einde maken aan het volk. Al zo vaak heeft het volk Hem verdriet gedaan, steeds wilde het niet luisteren. Zal Hij het volk nu doden?
Mozes bidt: ‘Heere God, doet U het toch niet. Als U het volk zou doden, zouden alle andere volken denken dat U het volk vergeten bent. Dat U het volk niet in Kanaän kon brengen. Dat U geen macht hebt. Heere God, U bent toch genadig en lankmoedig?’ En ja, de Heere ís genadig. Hij luistert naar Mozes. Nog krijgt het volk een kans, weer wil de Heere hun zonden vergeven! Zo goed is de Heere!
Maar, de Heere is ook rechtvaardig: Hij zal het straffen. Alle mensen die ouder zijn dan 20 jaar zullen niet in het beloofde land komen. Nog 40 jaar zal het volk door de woestijn moeten zwerven, en in die jaren zal iedereen die nu ouder is dan 20 jaar sterven. Alleen de kinderen van nu zullen straks in het beloofde land mogen wonen. Alleen Jozua en Kaleb, de verspieders die wél geloofden in de Heere, zullen in het land komen. De Heere doodt de andere tien…
Mozes vertelt deze woorden van de Heere aan het volk. Het volk wordt verdrietig als het deze boodschap hoort. En nog luistert het niet…
De volgende dag probeert een gedeelte van het volk het land in te nemen, maar ze worden verslagen. Als de Heere niet mee gaat, kan het ook niet goed gaan. Alleen op de weg van de Heere, als je luistert naar de Heere en gelooft in Zijn woord, dan zal het goed gaan!

Slotzin
Twaalf verspieders gingen het land in, ze zagen allemaal het mooie, goede land dat de Heere hen wilde geven. Maar er waren maar twee verspieders die geloofden dat de Heere het hun zou geven. De Heere had het beloofd, en wat Hij belooft, dat doet Hij; altijd!

Gesprek
Hoe liet de Heere zien dat het land een mooi en vruchtbaar land was? Wat dachten tien verspieders? Waar waren zij bang voor? Hoe kan het dat Jozua en Kaleb wat anders dachten? Vind jij het moeilijk om altijd te geloven wat de Heere zegt? ‘De Heere is genadig’, wat betekent dat? Hoe kunnen wij luisteren naar de Heere?

Samenvatting
Mozes stuurt twaalf spionnen naar Kanaän. Ze nemen een grote tros druiven mee terug en vertellen dat het een prachtig land is. Maar ze zullen het niet in kunnen nemen omdat de inwoners machtig zijn. Jozua en Kaleb geloven dat de Heere met hen is en dat Hij hun de overwinning zal geven. Het volk beklaagt zich en wil teruggaan naar Egypte. De Heere verschijnt en zegt dat Hij het volk uit zal roeien. Als Mozes bidt, verhoort de Heere hem. Het volk zal nog veertig jaren in de woestijn rond moeten trekken, totdat iedereen van twintig jaar en ouder is gestorven. Het volk wil nu wel Kanaän binnen trekken, maar wordt aangevallen en verslagen.

Vragen