Bijbelgedeelte: Mattheüs 26:14-30

Context
De laatste dagen van het leven van de Heere Jezus op aarde zijn aangebroken. Ter voorbereiding op Zijn begrafenis is Hij gezalfd door een vrouw. Vooral Judas begrijpt niet dat hier zulke dure zalf voor gebruikt moet worden. In zijn hart komt de haat tot de Heere Jezus naar boven. Dat heeft gevolgen.

Kerntekst
Mattheüs 26:21 Voorwaar, Ik zeg u, dat één van u Mij zal verraden.

Doelstellingen

De kinderen weten dat Judas de Heere Jezus verraadt.
Ze begrijpen dat de duivel het in het leven van Judas voor het zeggen heeft en hem tot deze daad aanzet.
Ze beseffen dat zij in hun leven moeten luisteren naar de Heere Jezus en niet naar de duivel.

Zingen

Psalm 2:1,7; 25:6; 73:14;
ZB - Welzalig de man die niet wandelt

Geloofsleer

DL 1, art. 15 - De verwerping

Introductie
1..2..8..9..10.. Wie niet weg is, is gezien! Pieter kijkt goed om zich heen. Waar heeft Ruben zich verstopt? Ze spelen samen verstoppertje. ‘Pieter!’ Daar is zijn zusje Els. ‘Ik weet wel waar Ruben zit. Ik zal het aanwijzen. Dáár achter dat muurtje.’ Ja, Pieter ziet het. ‘Ruben, ik heb je gezien’. ‘Het is niet eerlijk!’ roept Ruben. Els heeft mij verraden. Met een boos gezicht zegt hij: ‘Het is gemeen, je bent een verrader’.

Beginzin
Niemand mag weten wat hij gaat doen. Het is een geheim. Maar één ding weet hij: Jezus moet weg, Hij moet gevangen genomen worden.

Vertelschets

Wie loopt daar? Een discipel van de Heere Jezus: Judas. Zijn gezicht staat boos. Na een poosje lopen, komt hij bij de tempel. Daar zijn de overpriesters en die moet hij spreken.
‘Luister’, zegt hij. ‘Hoeveel geld krijg ik van jullie als ik Jezus voor jullie gevangen neem?’ De overpriesters kijken verbaasd. Een discipel van de Heere Jezus die wil helpen om Hem gevangen te nemen?
Maar ze zien wel dat Judas het echt meent. Kort overleggen ze met elkaar. ‘Je krijgt 30 zilverlingen van ons.’ Judas’ ogen beginnen te glinsteren. Hij knikt. Dat is mooi, denkt hij. Geld wil ik hebben. Nu zal ik een plan gaan bedenken om Jezus gevangen te nemen.
Wil Judas dat echt? Jezus gevangen nemen? Drie jaar lang is hij discipel van Hem geweest. Drie jaar lang heeft Hij gezien hoe goed de Heere Jezus is. Daar denkt Judas niet meer aan. Hij heeft de Heere Jezus niet lief. Dat is erg!
Het is avond geworden. Daar is Judas, samen met de andere discipelen en de Heere Jezus. Ze zitten aan een tafel om feest te vieren. Feest? Welk feest? Vandaag is het Paasfeest. Alle mensen denken eraan dat de Heere heel lang geleden hun volk verlost heeft uit Egypte.
Alles is klaar voor het feest. Op tafel staat brood, saus en wijn klaar. Daar hebben een paar discipelen voor gezorgd.
Het is precies gegaan zoals de Heere Jezus heeft gezegd. Hij zei: ‘Jullie zullen iemand tegen komen, die zal jullie de zaal aanwijzen waar we het Paasfeest gaan vieren’. Zo zijn de discipelen bij deze zaal gekomen en hebben ze alles klaar gemaakt.
Als het feest is, ben je blij. Toch? Maar de Heere Jezus is niet blij. Hij kijkt verdrietig de kring rond. Waarom is Hij verdrietig? De Heere Jezus weet het: Hij zal niet zo lang meer op de aarde blijven. Hij zal moeten sterven. Maar er is nog iets ergs.
Hoor maar wat Hij zegt: ‘Eén van jullie, die met Mij zit te eten, zal Mij verraden’. Wat? Verschrikt kijken de discipelen naar de Heere Jezus. Wat zegt Hij nu? Verraden? Bang kijken ze naar elkaar. Dat zal toch niet waar zijn?
Ze worden heel verdrietig. Bang vraagt Petrus dan: ‘Ben ik het Heere?’ De andere discipelen vragen het ook: ‘Ben ik het Heere?’ Ze begrijpen er niets van. Hun Heere verraden?
Dan zegt de Heere Jezus: ‘Wie tegelijk met Mij zijn brood in de saus stopt, die is het.’ Hij gaat verder: ‘Ik ben wel op de aarde gekomen om te sterven, maar als je Mij verraadt, dan doe je een heel erge zonde! Dan zou het beter zijn als je nooit geboren was.’
Het lijkt wel of de Heere Jezus nog wil waarschuwen: Doe het toch niet. Verraad Mij toch niet. Maar kijk eens! Als de Heere Jezus een stukje brood in de saus stopt, is er nog een discipel die het ook doet…
De ogen van die discipel staan boos. Brutaal vraagt ook hij aan de Heere Jezus: ‘Ben ik het Heere? Zal ik U verraden?’ Het is Judas.
De Heere Jezus kijkt hem aan. Zacht zegt Hij: ‘Nu heb je het zelf gezegd.’ Hij weet het: Judas is de verrader.
En Judas? Nú moet het gebeuren, denkt hij. Nu zal ik mijn plannen uitvoeren. De Heere Jezus moet gevangen genomen worden. Zo snel mogelijk. De duivel woont in het hart van Judas. En Judas luistert naar hem. Wat gevaarlijk als je alleen maar naar de duivel luistert!

Slotzin
De Heere Jezus weet het ook: Ik zal snel gevangen genomen worden. Ik zal sterven. Maar Ik wil het om zondige mensen en kinderen te redden. Luister daarom alleen naar de Heere Jezus!

Gesprek
Het verhaaltje aan het begin ging over verraden. Wie was er in dit bijbelverhaal de verrader? Waarom wilde hij de Heere Jezus verraden? Wie was er de baas in het leven van Judas? Wie moet er in jouw leven het belangrijkst zijn?

Samenvatting
Judas Iskariot wil de Heere Jezus verraden. Hij krijgt van de overpriesters dertig zilveren penningen als hij Hem in hun handen uitlevert. Een aantal discipelen maakt alles gereed om die avond met elkaar het pascha te vieren. Tijdens de maaltijd zegt de Heere Jezus dat één van hen Hem zal verraden. De discipelen schrikken en iedereen vraagt: 'Ben ik het?' Tegen Judas zegt Jezus: 'Je hebt het gezegd. Jij bent het.' Daarna stelt de Heere Jezus het Avondmaal in. Het brood en de wijn zijn tekenen van Zijn vlees en bloed dat Hij zal geven tot vergeving van de zonden. Na de maaltijd zingen ze de lofzang en vertrekken naar de Olijfberg.

Vragen