Bijbelgedeelte: Markus 14:1-11

Context
We bevinden ons in de laatste week van de omwandeling van de Heere Jezus op aarde. Jezus is in Bethanië in het huis van Simon de melaatse. In Jeruzalem vergaderen de overpriesters en Schriftgeleerden hoe zij Jezus kunnen doden. Ze zijn het erover eens dat het niet tijdens het Pascha moet gebeuren. Er zijn dan veel pelgrims in de stad en dit zou gemakkelijk oproer kunnen veroorzaken.

Kerntekst
Markus 14:3 En als Hij te Bethanië was, in het huis van Simon, de melaatse, daar Hij aan tafel zat, kwam een vrouw, hebbende een albasten fles met zalf van onvervalste nardus, van grote prijs; en de albasten fles gebroken hebbende, goot die op Zijn hoofd.

Doelstelling

• De kinderen denken na over de vraag hoeveel zij voor de Heere over hebben.
• Ze beseffen ze zich kunnen vergissen in mensen; daarom moeten ze niet oordelen over anderen.
• Ze beseffen dat de Heere het hart ziet en weet waarom wij iets doen.
• Ze leren zien dat God regeert ondanks alle menselijke plannen.

Zingen

• Psalm 23:3; 133; 139:1,14
• ZB - Er komen stromen van zegen / Heer’, God, U loven wij / Voor Uw liefde, Heer’ Jezus

Geloofsleer

• HC vraag 91 - Goede werken
• HC vraag 103 - Het vierde gebod
• HC vraag 110 - Het achtste gebod
• NGB art. 13 - De voorzienigheid
• NGB art. 24 - Heiligmaking en goede werken

Introductie
Trots overhandigt Nico het geld aan de meester. Zo, dat zal niemand hem nadoen. Aan het eind van de dag blijkt inderdaad dat Nico het meeste geld heeft opgehaald. ‘Tjonge, die Nico heeft ook veel voor een ander over’, denkt de meester. Twee weken hebben ze gewerkt aan een project over China en geld ingezameld voor een kindertehuis. ‘Niemand hoeft te weten dat ik het geld liever zelf had gehouden’ denkt Nico. ‘Was ik net aan het sparen voor nieuwe voetbalschoenen en moet het weer naar een goed doel…’

Beginzin
‘Het gaat niet goed zo, het hele volk loopt Hem na. We moeten hier echt een eind aan maken’.

Vertelschets:

• De overpriesters en Schriftgeleerden zijn druk in gesprek. Hoe moeten ze het toch aanpakken? Jezus krijgt veel te veel aanhang, dit gaat de verkeerde kant op. Hij moet gedood worden. Maar hoe? Niet door geweld, de Romeinen zullen direct ingrijpen en dan is het ook met hun positie gedaan. Nee, ze zullen een list moeten bedenken.
• In Bethanië zit de Heere Jezus in het huis van Simon de melaatse aan de maaltijd. Ook de discipelen zijn uitgenodigd. Weten ze wat hun Meester te wachten staat? Hij heeft het al verschillende keren gezegd, ook deze morgen nog: ‘Over twee dagen is het Pascha, dan zal de Zoon des mensen overgeleverd worden, om gekruisigd te worden.’ Hebben ze het niet gehoord of willen ze het niet horen?
• Eén is er die er wel iets van begrepen heeft en dat is Maria. Maria, de zus van Martha en Lazarus. Oh, wat heeft zij de Heere Jezus lief! En zal Hij nu moeten sterven? Ja, ze heeft het zelf gehoord. Hij zal Zijn leven geven, ook voor haar. Zo groot is Zijn liefde. Oh, als Maria daar aan denkt, dan stroomt haar hart van liefde over.
• Daar gaat ze, op weg naar het huis van Simon. Wat gaat ze doen? Ze wil de Heere haar liefde tonen. Ze heeft een kruikje olie bij zich, kostbare, heerlijk ruikende, zuivere nardusolie. Ze heeft er heel veel geld voor moeten betalen. Maar niets is haar teveel, voor de Heere heeft ze alles over.
• Aangekomen in het huis van Simon, loopt ze op de Heere Jezus toe. Ze neemt het kruikje, breekt de hals en giet de zalf over Jezus heen. Het stroomt over Zijn hoofd, over Zijn voeten. Direct verspreidt zich een heerlijke geur door het huis.
• De discipelen zien het gebeuren. Wat is dit? Judas kijkt op. ‘Wat is dat nou?’ vraagt Judas, ‘Dat is toch niet nodig? We hadden de zalf kunnen verkopen en met de opbrengst de armen kunnen helpen. Wat een geldverspilling!’ Ook de andere discipelen komen er omheen staan en vallen Judas bij.
• Wat zou jij zeggen?
• Daar staat Maria. Vlug droogt ze met haar haren de voeten van de Heere Jezus af. Wat moet ze zeggen? Uitleggen kan ze het niet. Maar dat hoeft ook niet. De Heere Jezus kent haar hart en weet ook waarom ze dit gedaan heeft. Daarom neemt Hij het voor haar op. ‘Ze heeft een goed werk gedaan. Laat haar met rust. Ze weet dat Ik ga sterven en niet meer bij jullie zal blijven. De armen zullen er altijd nog zijn, daar kun je dan ook nog voor zorgen.’ Beschaamd buigen de discipelen hun hoofd.
• Maar daar zijn ook weer die woorden van Jezus over sterven en begraven. Zouden ze het nu geloven? Judas wil in elk geval niet langer bij Jezus blijven. Lang heeft hij Jezus gevolgd. Lang heeft hij gewacht op het moment dat Jezus de macht zou grijpen. Maar het gebeurt maar niet. En nu weer die woorden over sterven en begraven. Dat is toch geen toekomst. Hij wil rijk worden en een goede positie bemachtigen. Maar Jezus geeft niets om geld, dat heeft hij nu wel gezien. Oh, dan wil hij Hem ook niet langer volgen.
• Als Jezus hem dan niet rijk maakt, dan zal hij zelf wel zorgen dat hij wat verdient. Vlug maakt hij zich uit de voeten. Hij haast zich naar de tempel, waar op dat moment de overpriesters en Schriftgeleerden bij elkaar zijn. ‘Ik zal jullie helpen Jezus gevangen te nemen.’ Ze beloven Judas dertig zilverlingen te geven.
• Judas, hoe kun je? Je Meester verraden? Wat heeft Hij voor kwaad gedaan? Hij deed alleen maar goed!
• En zo zoekt Judas een goed moment waarop hij Jezus kan overleveren. ‘Niet op het feest’, zeiden de joodse oversten. ‘Wel op het feest!’ zegt God. Want Hij regeert hemel en aarde. Alles gebeurt zoals Hij het wil. Christus moet sterven en zal sterven op het moment dat God beschikt heeft.

Slotzin
Wat een verschil tussen Judas en Maria. Judas, die het geld belangrijker vond dan Zijn Meester en Maria, die alles voor haar Meester overhad. Op wie lijk jij?

Gesprek

• Weet je nog van Nico? Het leek heel mooi (buitenkant). Maar hoe was het van binnen? Wat betekent het dat je niet moet oordelen over een ander? Wie oordeelden hier? Hoe vergisten ze zich? Wat leer je daarvan? Hadden de discipelen gelijk? Waarom? Wat was het goede werk wat Maria had gedaan? Wat had Judas gehoopt? Waarom moest Christus sterven? Wie was er blij met de daad van Judas? Waarom? (de overpriesters en Schriftgeleerden, maar ook de duivel)

Samenvatting
De Joodse leiders willen de Heere Jezus doden maar liever niet tijdens het Paasfeest. Dat zou opstand onder het volk kunnen geven. Jezus is met Zijn discipelen en vrienden op de maaltijd in Bethanië bij Simon de melaatse. Maria heeft een kostbaar flesje met dure parfumolie. Ze breekt de dunne hals van het flesje en stort de inhoud over het hoofd van de Heere Jezus uit. De discipelen nemen haar dat zeer kwalijk. Deze dure parfum had verkocht, en het geld aan de armen gegeven kunnen worden. Maar Jezus neemt haar in bescherming en zegt dat ze het ter voorbereiding op Zijn begrafenis gedaan heeft. Judas besluit om Jezus te verraden.

Vragen

1. Waarom willen de overpriesters en schriftgeleerden de Heere Jezus niet tijdens het Paasfeest doden?
2. Waarom zou Maria zulke dure parfum over het hoofd van de Heere Jezus uitgieten?
3. Heb jij alles voor de Heere Jezus over?
4. Wat vind je van de reactie van de discipelen?
5. Wat bedoelt Jezus met Zijn antwoord?