Bijbelgedeelte: Lukas 7:1-10

Context
Er komen steeds meer mensen achter de Heere Jezus aan. Veel mensen volgen Hem omdat Hij zoveel wonderen doet. Ook is er een melaatse man genezen, die dat tegen iedereen heeft verteld. De Heere Jezus trekt Zich vervolgens terug om alleen te bidden. Hij houdt de Bergrede en gaat dan naar Kapernaüm. Op dat moment komen er een paar dienstknechten van de hoofdman naar de Heere Jezus toe.

Kerntekst
Lukas 7:9 Ik zeg ulieden: ‘Ik heb zo groot een geloof zelfs niet in Israel gevonden.’

Doelstellingen

De kinderen horen dat er niet alleen Joden tot bekering komen, maar ook heidenen, zoals al was geprofeteerd.
Daarnaast weten de kinderen dat er Joden zullen zijn die niet geloven in de Heere Jezus.
Ze zien dat de hoofdman een groot geloof heeft en zij leren ook zo op de Heere te vertrouwen.

Zingen
Psalm 6:9; 27:7; 33:5; 107:10,11

Geloofsleer
HC zondag 45 - Het gebed
NGB art. 26 - De voorbidding van Christus
NGB art. 29 - De ware en valse ke

Introductie
Neem wat plaatjes mee van soldaten. Vraag aan de kinderen wat ze op de plaatjes zien. Wat doen soldaten allemaal? Stuur het gesprek naar het gezag van belangrijke soldaten. Wat moeten zij kunnen? Wie moeten er naar hen luisteren en waarom? (Bevel geven, soldaten die onder hen staan moeten goed naar hen luisteren).
Leg nu de foto’s weg en vraag: ‘Wie is er nog veel belangrijker dan een ‘hoge’ soldaat? Hoe komt dat? Wat betekent het dus als de Heere Jezus iets tegen jou zegt?’

Beginzin
Wat heeft de Heere Jezus lang verteld! En wat hebben er veel mensen naar Hem geluisterd. Maar nu is Hij klaar met preken en Hij loopt in de richting van Kapernaüm. Nog even en dan zal Hij het stadje binnenlopen.

Vertelschets

Op dat moment is er in een van de huizen in Kapernaüm groot verdriet. Een heel belangrijke hoofdman, die wel honderd soldaten onder zich heeft die naar hem moeten luisteren, zit naast het bed van zijn zieke knecht.
‘Oh’, zucht de hoofdman tegen de zieke knecht, ‘Je bent zo’n goede knecht! Ik kan je niet missen. Ik zou zo graag willen dat je beter werd.’
Maar de hoofdman ziet het wel. Zo kan het niet langer doorgaan. De knecht is zo ziek geworden, dat hij binnenkort zal gaan sterven. En wie moet hem nu helpen? Een dokter kan deze zieke knecht niet meer beter maken.
Dan komt er een gedachte in hem op. Is Jezus niet in de stad? Zou Hij dan misschien de knecht beter kunnen maken? Maar bijna gelijk duwt hij die gedachte weer weg. Hij is een Romein en geen Jood. Hij is een heiden en hoort niet bij het volk Israel. Ook al zou hij eigenlijk wel bij dat volk willen horen…
Dan kijkt de hoofdman weer naar zijn zieke knecht. Hij is zo ziek! Zal hij het toch proberen om naar Jezus te gaan? De hoofdman schudt zijn hoofd. Nee, hij durft niet zelf naar Jezus te gaan. Hij roept een knecht bij zich en zegt dat hij de ouderlingen van de synagoge moet halen.
De knecht is al snel terug met de ouderlingen. ‘Gelukkig’, denkt de hoofdman, ‘daar komen ze al aan.’ Hij loopt snel naar ze toe en zegt: ‘Willen jullie voor mij naar de Heere Jezus gaan en Hem vragen of Hij mijn knecht beter wil maken?’
Daar lopen de ouderlingen door de straten van Kapernaüm. Ze kijken goed of ze de Heere Jezus ergens zien staan. Daar horen het geluid van veel stemmen. Zou de Heere Jezus daar zijn? Ze lopen op het geluid af. Ja, daar staat Hij! Snel lopen ze op Hem af en zeggen: ‘Onze hoofdman heeft een knecht die heel ziek is. Hij heeft veel pijn en zal binnenkort sterven. Wilt U komen en hem gezond maken? Onze hoofdman is het waard dat U zijn knecht beter maakt. Want hij zorgt goed voor onze stad; hij heeft ons volk lief en heeft er zelfs voor gezorgd dat de synagoge werd gebouwd!’
De Heere Jezus loopt met de ouderlingen mee in de richting van het huis van de hoofdman. Allemaal mensen lopen achter Hem aan. Daar, in de verte zien ze het huis al. Maar ze zien ook dat er uit het huis van de hoofdman mannen hen tegemoet komen lopen. Het zijn vrienden van de hoofdman.
Ze lopen snel naar de Heere Jezus toe en vertellen wat de hoofdman heeft gezegd: ‘Heere, doet U toch geen moeite om hier helemaal heen te komen! Want ik ben het niet waard dat U in mijn huis komt. Daarom ben ik ook niet naar U toegekomen, want ik ben het niet waard om met U te praten. Zegt U het maar met één woord en mijn knecht zal genezen zijn. Want ik ben ook een mens die onder de macht van andere mensen staat. Ik moet ook gehoorzaam zijn aan andere mensen, en anderen moeten weer gehoorzaam zijn aan mij. Ik zeg tegen een soldaat: ‘Ga!’ en dan gaat hij. En tot een andere soldaat: ‘Kom!’ en dan komt hij. En weer tot een andere soldaat: ‘Doet dat!’ en hij doet het. Als mensen al met één woord een bevel kunnen geven, dan kunt U dat zeker!’
De Heere Jezus kijkt naar de mensen die om Hem heen staan. Hij verwondert zich over de boodschap die de vrienden van de hoofdman brengen en zegt: ‘Ik zeg jullie, dat Ik zo’n groot geloof in heel Israel niet heb gevonden.’
De vrienden van de hoofdman lopen terug naar het huis. Ze hebben de woorden van de Heere Jezus gehoord. Wat zal Hij gedaan hebben?
Zodra ze het huis binnen lopen, horen en zien ze het al. De knecht van de hoofdman loopt in het huis rond! Hij is helemaal gezond! En wat is de hoofdman blij! De Heere Jezus heeft geluisterd naar hem. Hij kan het bijna niet geloven. Hoe is het mogelijk!

Slotzin
En jij? Weet je, net als de hoofdman, dat de Heere Jezus ook naar jou wil horen?

Gespreksvragen
Waarom durfde de hoofdman niet zelf naar de Heere Jezus toe te gaan en Hem in zijn huis te vragen? Waarom is de Heere Jezus verwonderd als hij hoort wat de hoofdman door zijn vrienden laat boodschappen? Wat was het verschil tussen die hoofdman en de Joden?
Welke dingen vraag jij aan de Heere Jezus? Geloof je dat de Heere jou hoort? Merk je dat ook?

Samenvatting
In Kapernaüm woont een hoofdman, een heidense man met veel soldaten onder zich. Eén van zijn knechten is ernstig ziek. Hij vraagt de Joodse ouderlingen of ze voor hem naar de Heere Jezus willen gaan om Hem te vragen zijn knecht te genezen. De ouderlingen smeken de Heere Jezus mee te komen, want de hoofdman is een goede man, die veel voor de Joden doet. Hij is het waard, dat de Heere Jezus hem helpt. Als ze vlakbij het huis van de hoofdman zijn, komen er wat vrienden van de hoofdman naar de Heere Jezus toe. De hoofdman heeft gezegd: 'Ik ben het niet waard, Heere Jezus, dat U in mijn huis komt. Spreek één woord en mijn knecht zal genezen zijn.' De Heere Jezus is onder de indruk van het geloof van deze man. Hij is een voorbeeld voor de Joden. Als de vrienden terugkomen bij de hoofdman, is de knecht genezen.

Vragen