Deze exegese gaat over Lukas 7:1-10 en hoort bij les B3.31 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Lukas 7:1-10
Vers 1-2
Jezus heeft net de bergrede beëindigd en keert nu terug naar Kapernaüm. Daar in Kapernaüm is een Romeinse centurio, een hoofdman over honderd, gelegerd. Hij behoort tot het leger van Herodes Antipas, de viervorst over Galilea. De Romeinen namen uit alle volken die ze onderwierpen soldaten op in hun leger, dus waarschijnlijk is deze man zelf niet van Romeinse afkomst. Hij is in ieder geval niet Joods, en dat maakt hem voor de Joden tot een ‘onbesneden heiden’. Daarom durft hij als zijn knecht ziek is, niet zelf tot Jezus te gaan. De toestand van de betreffende knecht is kritiek: hij ligt op sterven. In Mattheüs 8:6 lezen we dat deze knecht ‘geraakt’, dat wil zeggen op één of andere wijze verlamd is.
Vers 3
Omdat hij zichzelf niet waardig genoeg vindt om te gaan, stuurt hij invloedrijke Joden die hem gunstig gezind zijn. Deze ‘ouderlingen’ zijn de leidende figuren in de stad, in de synagoge of in beiden. Via hen vraagt hij Jezus of Hij zijn knecht wil genezen.
Vers 4
De Joden die dit verzoek overbrengen, proberen Jezus als hun mede-Jood ervan te overtuigen dat deze heiden dat waard is. Ze willen het voor Jezus acceptabel maken om een onbesnedene te helpen. Ze sommen de goede daden op die deze man voor het Joodse volk heeft gedaan. En inderdaad, deze heidense centurio toont in zijn gedrag grote liefde voor het volk. En hoewel de Joden niet zeggen dat deze man de Heere dient, spreekt uit de bouw van de synagoge wel respect voor de godsdienst van de Israëlieten. Een houding als deze is vanaf de kant van het Romeinse leger zeker niet vanzelfsprekend.
Vers 6-7
Jezus laat op geen enkele wijze blijken dat het voor Hem een probleem is dat deze man een heiden is. Hij gaat zondermeer met de ouderlingen mee. Voordat dit gezelschap bij het huis van de hoofdman aankomt, stuurt deze een nieuwe delegatie. Deze tweede delegatie, bestaande uit vrienden, heeft een heel ander doel dan het eerste gezantschap. Zij moeten Jezus ervan weerhouden om in het huis van de hoofdman te komen. Waar de ouderlingen zeiden dat deze heiden ‘waardig’ is, zegt de hoofdman hier zelf, door de mond van zijn vrienden, juist het tegenovergestelde: ‘ik ben niet waardig’. De hoofdman wil met deze boodschap benadrukken hoe hoog hij Jezus acht. Hij spreekt Hem aan met ‘Heere’ en hij vindt zichzelf niet waardig genoeg om de Heiland te ontmoeten, laat staan dat hij het waard is Hem in zijn huis te ontvangen. Bovendien heeft hij zoveel vertrouwen in de macht van Jezus, dat hij gelooft dat Deze zijn knecht ook wel met een woord op afstand kan genezen. Hij heeft immers beleden dat Jezus de ‘Heere’ is en dat dus alle machten aan Hem onderworpen zijn?
Vers 8
De hoofdman verduidelijkt die belijdenis met behulp van zijn eigen militaire positie. Hij is een hoofdman en kan zijn ondergeschikten bevelen geven. Hij kan ervan op aan dat zijn bevelen worden uitgevoerd. Zo weet hij des te zekerder dat Jezus de macht heeft om de ziekte die de knecht kwelt uit te bannen. Daarvoor hoeft Jezus niet eens lichamelijk aanwezig te zijn.
Vers 9
Van deze belijdenis is Jezus diep onder de indruk. Deze hoofdman meent niet met een wonderdoener te maken te hebben, die met behulp van foefjes een poging zal doen om zijn knecht te genezen. Nee, hij is zo overtuigd van Jezus’ macht, dat hij gelooft dat elk bevel van Jezus, zelfs op afstand uitgesproken, klakkeloos zal worden opgevolgd. Deze man vertrouwt Jezus door en door. En dat doet deze man vanuit een houding van diepe ootmoed.
Het geloof van deze man wordt als beschamend voorbeeld aan de schare voorgehouden. Ondanks al Jezus’ preken en wonderen is geen enkele Israëliet tot zo’n belijdenis gekomen. Een onbesneden heiden moet de Joden het goede voorbeeld geven.
Vers 10
Mattheüs 8:13 vermeldt nog dat Jezus een genezend woord spreekt. Lukas vindt het niet eens meer nodig dat nog te vertellen. Hij legt alle nadruk op het geloof van deze man. En dat geloof wordt niet beschaamd. Als het gezantschap thuiskomt, blijkt de knecht genezen te zijn.
Tot slot
Door dit wonder wordt Jezus’ macht nog meer getoond. Ook wanneer Hij op afstand is, hoeft Hij slechts een woord te spreken en het gebeurt. Daarnaast zien we in deze geschiedenis dat het evangelie niet slechts voor het Joodse volk bedoeld is, maar dat Jezus ook de Heiland voor de heidenen wil zijn. Lukas zal in zijn tweede boek (Handelingen) daar nog veel meer over vertellen.