Bijbelgedeelte: Mattheüs 26:36-66

Context
Judas de verrader is ontmaskerd, het Heilig Avondmaal is ingesteld en Jezus en Zijn discipelen zijn de zaal uitgegaan. Ze lopen door de stad tot buiten de poort. Daar neemt Jezus Zijn discipelen mee naar de hof van Gethsémané.

Kerntekst
Johannes 18:8b Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan.

Doelstellingen

De kinderen zien hoe groot de angst en de strijd van de Heere Jezus is en dat Hij die alleen moet ondergaan.
Ze beseffen het grote wonder van genade dat Jezus Zich gevangen láát nemen zodat zondaren vrijuit mogen gaan.
Ze weten dat Jezus onschuldig is en toch gedood zal worden.

Zingen
Psalm 42:3; 43:5; 116:1,2,3
OMK - Het Licht der wereld wordt bij nacht
ZB - Genade groot / Heer’ Uw bloed dat reinigt mij / Leer mij o Heer’

Geloofsleer
HC zondag 6 Van des mensen verlossing
HC zondag 15 Van God den Zoon en de verlossing
HC zondag 43 Het negende gebod -

Introductie
Jesse springt voor papa en mama uit. Het is zo fijn! Ze gaan met zijn allen naar de kinderboerderij. Hij aait de cavia’s en lacht om het geknor van de biggetjes. Dan lopen ze naar buiten. ‘Ga je mee door het hek naar de geiten?’ vraag mama. Natuurlijk gaat hij tussen de geitjes kijken. Ze snuffelen aan zijn mouwen en komen om hem heen staan. Eentje trekt met zijn bek aan Jesses jas. ‘Mama!’ roept hij. Hij wil weg, ze komen zo dicht bij. Wild slaat hij met zijn armen en gilt het uit. Wat is hij bang! Maar dan is mama al bij hem. Hij klemt zich aan haar vast. Zo is het goed.
Wie is er wel eens bang geweest? Waarvoor? Wat doe je als je bang bent? Bij wie wil je het liefste zijn?

Beginzin
Daar is het groepje mannen vlak bij een grote tuin gekomen. De hof van Gethsémané heet die tuin.

Vertelschets

‘Blijven jullie hier zitten, ik ga de tuin in om te bidden,’ zegt Jezus tegen Zijn discipelen. Met Petrus, Jakobus en Johannes loopt Hij verder. ‘Blijven jullie maar hier. Jullie moeten wel wakker blijven en bidden. Ik ben heel erg verdrietig.’ Ze zien dat Hij heel bang en verdrietig is.
Hij weet wat er straks zal gebeuren. Daarom is Hij zo bang.
Een eindje verder valt Hij op Zijn knieën en bidt tot Zijn Vader. Hij bidt of de Vader Hem wil helpen, of Hij niet hoeft te lijden, als dat kan. Maar Hij weet dat het moet gebeuren. De Heere moet de zonde wel straffen. En die straf kan Jezus alleen dragen. Daarom moet het. Want anders kan er nooit meer iemand bij de Vader in de hemel komen. Daarom wil de Heere Jezus lijden en sterven.
Als Jezus terugkomt bij de discipelen liggen ze te slapen. Dat maakt Hem nog verdrietiger. Niemand is er bij Hem. De discipelen bidden niet en Zijn Vader is ook zo ver weg. Helemaal alleen moet Hij zo erg lijden. ‘Kunnen jullie dan niet een klein poosje met Mij wakker blijven?’ Hij loopt terug en bidt weer tot de Vader en nóg een keer. Telkens als Hij terugkomt, slapen de discipelen.
‘Sta op, de soldaten komen er aan. Ze zijn al dicht bij’, zegt Jezus. Ze horen het geluid van heel veel voetstappen. In hun hand hebben de soldaten stokken en zwaarden. Fakkels geven een beetje licht. Vooraan loopt Judas. ‘Wie ik een kus geef, moet je pakken,’ heeft Hij gezegd. Hij gaat naar de Heere Jezus toe. ‘Meester, Meester,’ zegt hij. Hij doet net of hij nog een vriend van Jezus is. Dan geeft hij de Heere Jezus een kus. Verdrietig kijkt Jezus Judas aan. ‘Judas, verraad je Mij met een kus?’
‘Wie zoeken jullie?’ vraagt Jezus. ‘Jezus uit Nazareth’, zeggen de soldaten. ‘Ik ben het, neem Mij maar gevangen, maar Mijn discipelen mag je niet pakken.’
Wat zorgt Jezus goed voor Zijn discipelen. Wat houdt Hij toch veel van hen. Hij wil niet dat zij gevangen genomen worden.
Maar… ineens pakt Petrus zijn zwaard en slaat er mee. Hij zál die soldaten… Hij zal vechten voor de Heere Jezus. Met zijn zwaard. Maar dat wil Jezus niet. ‘Doe je zwaard weg Petrus. Je mag niet vechten, je hoeft niet te vechten. De engelen in de hemel willen ook wel allemaal komen om voor Mij te vechten, maar Ik moet lijden en sterven. Anders kan er nooit iemand zalig worden. Als ik de straf niet draag kan er nooit meer iemand in de hemel komen.’
Petrus heeft met zijn zwaard het oor van een van de mannen eraf geslagen. Jezus pakt het oor van de grond en zet het weer aan het hoofd van de soldaat. Zo goed zorgt Jezus, zelfs voor Zijn vijanden.
Dan binden ze Hem ruw vast. De soldaten nemen Hem mee. Snel rennen de discipelen weg. Ze zijn zó bang dat ze ook gepakt worden. Maar dat gebeurt niet, zij zijn vrij. Precies zoals de Heere Jezus het wilde.
Ze nemen de Heere Jezus mee naar Kajafas, de hogepriester. Daar staat Hij. Zijn handen vastgebonden. Soldaten houden Hem vast. Wat zullen ze met Hem doen? Hij moet straf krijgen. De ergste straf. Hij moet sterven. Maar wat heeft Hij dan gedaan? Ja, dat weten ze eigenlijk niet. Hij heeft nooit iets verkeerds gedaan. Hij heeft altijd alleen maar goed gedaan. Maar toch willen ze Hem straffen.
Ze laten een paar mannen komen die zeggen wat Jezus heeft gedaan. Maar het zijn leugens. Jezus hoort het ook wel maar Hij zegt niets. Dan wordt Kajafas boos. Hij roept: ‘Waarom zegt U niets? Bent U de Zoon van God?’
‘Ja, Ik ben de Zoon van God. Ik ga naar de hemel, maar eens kom Ik terug. Dan zullen jullie Mij zien op de wolken.’
Wat worden de mannen nu vreselijk boos. ‘Hij liegt,’ roept Kajafas, ‘Hij is de Zoon van God niet. Hij spot met God. Hij verdient straf. Hij moet gedood worden!’
‘Ja’, roepen ze allemaal. Hij moet sterven.’

Slotzin
Nu zullen ze Hem doden en Hij heeft nooit iets verkeerds gedaan. Wij wel, wij hebben die straf verdiend. Maar de Heere Jezus wilde sterven. Zodat wij, als we Hem liefhebben, voor altijd in de hemel mogen zijn.

Gesprek
Wat gaat Jezus in Gethsémané doen? Waarom is Hij zo bang? Wie mogen met Hem mee verder de tuin in? Wat doen zij? Waar is Judas? Wat doet Judas? Waarom wil Petrus vechten voor de Heere Jezus? Mag dat? Waarom mag dat niet? Wat heeft Jezus voor verkeerds gedaan? Doen wij wel verkeerde dingen? Welke verkeerde dingen doe jij? Wat wil de Heere Jezus dan? Was Kajafas eerlijk?
Waarom wilde de Heere Jezus sterven?
Samenvatting
In de hof van Gethsémané bidt de Heere Jezus. Hij lijdt, maar zegt toch: 'Wat U wilt, moet gebeuren, Vader.' De discipelen troosten hun Meester niet. Ze slapen Na drie keer gebeden te hebben, komt de Heere Jezus terug bij Petrus, Jakobus en Johannes. In de verte komen soldaten met zwaarden en fakkels aan om Hem gevangen te nemen. Voorop loopt Judas. Hij verraadt Jezus met een kus. Petrus wil de Heere Jezus helpen en slaat het oor af van Malchus, de knecht van de hogepriester. Maar Jezus geneest het oor van Malchus. Daarna wordt Jezus vastgebonden en meegenomen. De discipelen vluchten allemaal weg. Vragen