Deze exegese gaat over Lukas 23:33-56 en hoort bij les B3.43 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Lukas 23:33-56
Vers 33
Aan de noordoostkant van Jeruzalem wordt Jezus gekruisigd. Vanwege de vorm van de heuvel wordt deze ‘Hoofdschedelplaats’ genoemd. Door Jezus letterlijk ‘tussen de misdadigers’ te kruisigen wordt Hij ‘bij de overtreders geteld’ (Jesaja 53:12) Als middelste kruiseling is Hij zelfs de ‘grootste misdadiger’.
Vers 34
Juist op het moment dat Hij gekruisigd wordt en de pijn het felst is, vraagt Jezus om vergeving voor de daders. Hiermee handelt Jezus volledig naar de hoge eis van Zijn eigen voorschrift (Lukas 6:28). Jezus laat met deze woorden ook zien dat Hij de eigenlijke leiding van de gebeurtenissen in handen heeft. Wanneer Hij ook met één woord Zijn Vader om hulp zou bidden, dan zouden Zijn moordenaars vernietigd worden. Maar Hij wil deze weg gaan. Daarom bidt Hij: ‘Vader, grijp niet in, maar vergeef het hen.’
Hij bidt voor Zijn folteraars, omdat ze ‘niet weten wat ze doen’. Deze mensen weten wel dat ze een onschuldig mens ter dood brengen, maar ze beseffen niet ze hun eigen Messias aan het kruis nagelen.
Onderaan het kruis worden de woorden van Psalm 22:19 vervuld. Jezus’ onderkleed wordt door loting verdeeld. De soldaten maken zo eigenlijk duidelijk: hier op aarde heeft de Heere Jezus niets meer te zoeken. Zelfs Zijn kleren heeft Hij niet meer nodig.
Vers 35-38
Lukas beschrijft de toeschouwers. Het volk kijkt vooral toe, al zijn er ook onder hen die meespotten. Vooral de Joodse leiders spotten. Zij raken nu op een effectieve manier van de lastige Jezus af. Niemand zal nu nog geloven dat deze Jezus de Messias is, en dat laten ze horen ook.
De aanklacht, die in drie talen boven het kruis staat, bevat meer waarheid dan de toeschouwers beseffen of wíllen beseffen: het is de ware Davidszoon Die hier aan het kruis hangt! Voor de Romeinse soldaten maakt de aanklacht ‘Koning der Joden’ Jezus echter tot een soort opstandeling. Edik is een soort goedkope, zure, dorstlessende wijn.
Vers 39
Eén van de misdadigers denkt de ellendige laatste uren van zijn leven nog wat afleiding te hebben door ook maar mee te spotten. Door Jezus nog dieper te vernederen, probeert deze man zichzelf nog wat te ‘verhogen’.
Vers 40-41
Volgens Mattheüs en Markus heeft ook de andere misdadiger eerst nog gespot. Maar het besef dat Jezus onschuldig gestraft wordt, doet hem inzien hoe schuldig hij eigenlijk is. De bestraffing van zijn medekruiseling is dan ook tegelijk een schuldbekentenis.
Vers 42-43
Hij is de enige toeschouwer die beseft dat Jezus’ kruisdood niet Zijn einde betekent. De discipelen zijn gevlucht, de vrouwen wenen, de Joodse leiders spotten, maar deze moordenaar ziet dieper! Hij verwacht, ondanks de realiteit van het kruis, dat Jezus in Zijn Koninkrijk zal komen. Als antwoord op dit geloof te elfder ure, zegt Jezus deze moordenaar het heil toe. Niet aan het einde der tijden, nee, héden zal hij mét Jezus in het paradijs zijn! Reeds aan het kruis deelt Jezus de genade uit die Hij bezig is te verwerven.
Vers 44-45
Door de drie uren duisternis maakt God duidelijk dat wat hier gebeurt een beslissend moment in de wereldgeschiedenis is. Daarnaast is de duisternis ook teken dat Jezus nu zelfs door Zijn Vader verlaten wordt. Zo is de duisternis symbool van de geestelijke duisternis waarin Jezus Zich nu bevindt. Door het scheurende voorhangsel wordt duidelijk dat Jezus met Zijn dood de weg naar de Vader openstelt. Tevens zijn deze tekenen een waarschuwing aan de toeschouwers dat hier niet zomaar Iemand sterft!
Vers 46
Voordat Jezus sterft, citeert Hij Psalm 31:6 waar David zich in zijn nood aan God toevertrouwt. Deze bede uit de Psalm werd door de Joden wel gebruikt als gebed voor het slapen. Jezus verwacht dat Hij die geest terug zal ontvangen bij Zijn opstanding. De geest ontglipt Jezus niet, maar Hij legt hem bewust in de handen van de Vader. Ook uit de luide stem waarmee Jezus hier spreekt, blijkt dat Hij niet sterft door uitputting, maar dat Hij bewust Zijn leven aflegt. Het wonder van Golgotha: Hij sterft, opdat wij het Leven mogen hebben in Zijn Naam!
Vers 47
De Romeinse hoofdman heeft in de gebeurtenissen Goddelijke tekenen gezien. Zo geeft hij, als vertegenwoordiger van de autoriteit, het eindoordeel over de gebeurtenissen: Jezus was rechtvaardig. Dat betekent hier dus ook: wat Jezus over Zichzelf zei is waar, Hij ís de Zoon van God.
Vers 48
Ook de toekijkende massa begint nu te beseffen wat ze hebben gedaan. Het slaan op de borst is teken van berouw en verdriet (zie Lukas 18:13).
Vers 49
Lukas noemt nog een groep toeschouwers. ‘Al zijn bekenden’ zijn een grotere groep volgelingen van Jezus, waaronder waarschijnlijk de elf discipelen. ‘De vrouwen’ zijn de diverse vrouwen van wie ook eerder in het evangelie wordt gesproken. Zij zullen straks ook bij de begrafenis aanwezig zijn. Dat ze op afstand staan geeft aan dat ze zich blijkbaar niet veilig voelen.
Vers 50-52
Niet alle Joodse leiders verwerpen Jezus. Voor deze Jozef, tot dan toe een geheime discipel van Jezus, is de dood van Jezus aanleiding om zijn liefde voor de Heiland publiekelijk te tonen. Door zijn hoge positie kan hij iets van Pilatus gedaan krijgen.
Vers 53
Jozef is zelfs bereid zich voor de sabbat onrein te maken om Jezus de laatste eer te bewijzen. ‘Fijn lijnwaad’ en het nieuwe graf geven aan dat Jozef het allerbeste voor de Heiland overheeft. Zo wordt het woord van Jesaja vervuld dat Jezus ‘bij de rijke in Zijn dood’ is geweest (Jesaja 53:9).
Vers 54-56
De vrouwen zijn getuige van de begrafenis van Jezus, maar hebben vanwege de naderende sabbat geen tijd om Jezus met specerijen te zalven. Dit werd gedaan om de ontbinding te remmen en de graflucht te verminderen. Zodra ze thuis komen, bereiden ze deze zalf om na de sabbat alsnog dit liefdewerk te kunnen doen.