Bijbelgedeelte: Markus 14:53-72

Context
In de hof van Gethsémané is de Heere Jezus gevangen genomen. De discipelen zijn gevlucht. De overpriesters en Schriftgeleerden brengen Jezus voor Kajafas, de hogepriester.

Kerntekst:
Lukas 22:61 En de Heere Zich omkerende zag Petrus aan

Doelstelling

De kinderen horen hoe Petrus wordt gewaarschuwd maar daarop overmoedig reageert.
Ze beseffen dat de Heere Jezus alwetend is.
Ze horen dat Petrus zijn Heiland verloochent, maar ook van zijn diepe berouw.
Ze weten dat Jezus ook voor die zonde sterft.

Zingen

Psalm 32:1; 51:1,2; 65:2; 72:7; 77:6
ZB - Is hier een hart / Om onze overtredingen / O, welk een macht
UAM - Jezus neemt de zondaars aan / Voor Uw liefde, Heer’ Jezus

Geloofsleer

HC zondag 5 - Verlossing door een Ander
HC zondag 16 - Het nut van de dood van Christus

Introductie
Bespreek met de kinderen hoe het toegaat bij een arrestatie en ondervraging. Verloop van een ondervraging (geen marteling), de taak van een advocaat.

Beginzin
Overal in de stad Jeruzalem wordt in deze nacht door boden op deuren geklopt. Wat is er aan de hand? ‘Wakker worden! We hebben Hem. Snel, naar ‘t huis van Kajafas.’

Vertelschets

Het duurt niet lang of de 70 leden van de Joodse Raad hebben zich verzameld in het paleis van Kajafas, de hogepriester. Druk wordt er heen en weer gelopen. De sfeer is uiterst gespannen. Eindelijk is het zo ver. Naar dit moment hebben ze lang uitgezien, de priesters en de ouderlingen en de schriftgeleerden. Eindelijk hebben ze die oproerkraaier te pakken en Hij zal hen niet ontglippen!
Het huis van Kajafas heeft een open binnenplaats. Daar brandt een vuur, met er omheen de knechten en de dienstmeisjes. Ze wrijven hun handen warm. Wat een leven, zo midden in de nacht. Hé, kijk eens… Wie zit daar nou tussen al die vreemden? Petrus! Gelukkig! Kan je toch zien dat hij durft, want de anderen zijn er niet.
Het wordt stil in de zaal. Kajafas neemt het woord. ‘Deze man is de dood schuldig! Laat de getuigen komen, zodat we een oordeel kunnen vellen.’ Dan wordt de eerste getuige de zaal binnengebracht. ‘Hij heeft gezegd: Ik kan Gods tempel afbreken en binnen drie dagen weer opbouwen.’ Sommigen knikken, anderen veinzen verbazing en slaan de hand voor de mond. ‘Nou?!’ roept Kajafas uit. Hoort u dat? Dat is godslastering, de tempel afbreken!’ Er komt geen antwoord. Jezus zwijgt.
Een tweede man wordt binnengeleid en hij getuigt tegen Jezus. Het was op het tempelplein dat Jezus op Zijn eigen lichaam wees en zei: Breek deze tempel af en Ik zal Hem in drie dagen weer opbouwen. Deze tempel, dat is Zijn lichaam. Het ging over Zijn lijden en sterven. Maar Kajafas is niet op zoek naar de waarheid. Hij wil een doodsvonnis.
Boos en geërgerd roept Kajafas zijn vraag door de zaal: Bent u nu de Christus, de Zoon van God of niet? Nu richt de Heere Jezus Zich op en duidelijk klinkt Zijn antwoord door de zaal: ‘Ik ben het. En u zult de Zoon des mensen zien, zittend aan de rechterhand van God en Hij zal terugkomen op de wolken!’
‘Dit is godslastering!’ zegt Kajafas en hij pakt zijn mantel en scheurt die. Ze veroordelen Jezus ter dood. Ze spugen Hem in het gezicht. Ze slaan Hem met hun vuist in het gezicht en ze roepen: ‘Zeg dan wie U geslagen heeft. U bent toch profeet?
Dit lijden doorleefde de Heere Jezus uit liefde voor Zijn kinderen. Het was nodig. God vindt de zonde zo erg, dat Hij die moet straffen. Als je zondigt, zondig je tegen de heilige God. Voor die zonde moet betaald worden, door de mens die zondigt. Maar om mensen te redden van de dood wilde de Heere Jezus voor die zonden betalen door te sterven.
Op de binnenplaats zit Petrus. Uit de verte ziet en hoort hij alles aan. ‘Hé, jou ken ik, jij was ook bij die Jezus uit Nazareth!’ Verschrikt kijkt Petrus op. Ze hebben hem herkend! Dit kan zijn dood worden! ‘Welnee! Ik ken Hem niet, ik weet niet wat je zegt!’ Dan staat hij op. Onrustig, gejaagd. Hij loopt richting de poort en als hij goed geluisterd had, dan had hij gehoord dat heel in de verte een haan kraait…
‘Kijk dan toch! Hij is het echt, één van de leerlingen van die Jezus!’ Kort en kribbig antwoordt Petrus: ‘Niet waar, mens!’ Straks pakken ze hem ook nog! ‘Hou nu toch eens op! Ik ken Hem niet, dat zeg ik je toch!’ Ik wil Hem niet eens kennen. Voor de derde keer loochent Petrus dat hij bij Jezus hoort. ‘Ik zweer het bij Gods naam: Ik ken Hem niet, echt niet!’
Hoor eens… Er kraait een haan, voor de tweede keer. Het hart van Petrus lijkt wel stil te staan. Het is of hij in een afgrond wegzinkt. In een flits kijkt hij in de richting van de zaal waar Jezus staat. Zou Hij…? Hun ogen vinden elkaar. En Petrus? Hij wilde dat hij hier nooit gekomen was. Weg wil hij! Weg…
‘Petrus, voorwaar, voorwaar Ik zeg je: voordat de haan twee keer gekraaid heeft, zul jij Mij driemaal verloochenen.’ O God, wat heb ik gedaan? ‘Al moest ik met U sterven, ik zal U nooit verloochen, nooit!’ Wat heb ik gezegd? ‘Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?’ ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!’ Hoe kunt U mij ooit nog vergeven, Heere? ‘Ga weg achter mij, satan, gij zijt Mij een aanstoot.’O God, wat ben ik een zondaar, wat heeft U gelijk gehad…
In diep verdriet, huilend, gaat Petrus weg. Hoe kon hij toch zo diep vallen? Ach, weet je, als je jezelf een beetje leert kennen, dan zeg je eerlijk: Petrus? Dat had ik kunnen zijn! Jezus verloochenen? Ik doe veel erger zonden. Weet je, die ogen van de Heere Jezus, die kijken jou ook als het ware aan en ze zeggen: wat doe je mij toch een verdriet met je zonde!

Slotzin
Weet je wat ze ook zeggen, die ogen, ondanks alles? Kom maar Petrus, kom maar jongen, kom maar meisje, dan zal ik je tranen drogen en dan vergeef ik je.’ Hij vraagt je: ‘Kom toch tot Mij en je zult leven!’

Gesprek

Wat is het verschil met deze ondervraging en die in onze tijd? Waarom willen Kajafas en de anderen Jezus zo graag gevangen nemen? Mochten ze Hem doden? Bij wie moesten ze dan zijn? Waarom zou de Heere Jezus zwijgen? Waarom gaf Hij wel antwoord toen ze vroegen of Hij Gods Zoon is? Wat vind je van Petrus, eerst toen Jezus zei dat hij Hem zou verloochenen en later toen hij in de zaal kwam? Wat zou jij hebben gedaan?

Samenvatting
De Heere Jezus wordt naar de zaal van de hogepriester gebracht. Terwijl Jezus voor de Raad van Joodse leiders staat en zij bewijzen proberen te vinden waarom Hij gedood zou moeten worden, warmt Petrus zich bij het vuur. Na verschillende getuigenissen tegen Jezus die niet eenduidig zijn, vraagt de Hogepriester of Hij de Christus, de Zoon van God is. Jezus antwoordt bevestigend. De hogepriester scheurt zijn klederen en spreekt uit dat Jezus vanwege deze godslastering gedood moet worden. Petrus die als een discipel van de Heere Jezus herkend wordt, verloochent Zijn Meester.

Vragen