Bijbelgedeelte: Mattheüs 26:17-35

Context
Het is de dag waarop aan het begin van de avond het Pascha gevierd zal worden. Jezus is in de buurt van Jeruzalem. Een paar dagen hiervoor is Hij door een juichende menigte in Jeruzalem binnengehaald als koning. Judas heeft Hem inmiddels verraden aan de overpriesters.

Kerntekst
Lukas 22:15 Ik heb grotelijks begeerd dit Pascha met u te eten, eer dat Ik lijde

Doelstellingen

De kinderen weten de betekenis van dit Pascha; de instelling van het sacrament van het Heilig Avondmaal.
Ze begrijpen dat Jezus alles wist over het verraad van Judas en Zijn lijden dat daarop volgt.

Zingen

Psalm 31:11; 32:1
ZB - Heer, Uw bloed dat reinigt mij / Ik ben ‘t niet waardig, heilig God / Is hier een hart door vrees benard

Geloofsleer

HC vraag 82 - Over het Heilig Avondmaal
HC vraag 66 - Wat zijn sacramenten
DL II, 3 - Christus het enige offer
DL II, 9 - Christus bloed vergoten voor Zijn kinderen

Introductie
Laat de kinderen opnoemen waar ze aan denken bij het Heilig Avondmaal. Vraag wat het verband is met het Pascha.

Beginzin
‘Meester! Vanavond is het Pascha.’ Jezus knikt. ‘Maar we moeten alles nog klaar maken voor het feest’, zegt één van de discipelen. ‘Waar wilt U het Pascha vieren?’

Vertelschets

De Heere Jezus zegt tegen twee van Zijn discipelen dat ze naar Jeruzalem moeten gaan. Daar zullen ze iemand ontmoeten.’Zeg tegen hem dat Mijn tijd is gekomen en dat Ik bij hem het Pascha zal houden, samen met jullie.’ De discipelen horen wel de woorden die Jezus spreekt, maar ze begrijpen niet dat Hij bedoelt dat Hij over enkele uren gevangen zal worden genomen en daarna zal sterven.
De discipelen gaan naar de stad en doen precies wat Jezus zegt. Ze laten een lam slachten, zorgen voor de ongezuurde broden, de bittere saus. Al gauw staat alles wat er nodig is, klaar op de lage tafels waar ze straks met elkaar aan zullen liggen.
Dan komen Jezus en de andere discipelen aan bij de zaal. Als iedereen aan de tafel ligt, begint Jezus te praten: ‘Luister goed! Iemand van jullie zal Mij verraden.’ De discipelen schrikken allemaal. Terneergeslagen kijken ze elkaar aan.
Wie van hen zou Jezus verraden? Ze houden toch allemaal van Hem? Wie zou nu hun Meester willen verraden aan Zijn vijanden? Verdrietig vragen ze allemaal: ‘Heere, ben ik het?’ ‘Ben ik het?’ Hun stemmen klinken door elkaar. ‘Degene die met Mij zijn hand in de schotel met saus doet, die zal Mij verraden.’ Niet alle discipelen hebben dat gehoord, alleen zij die bij Jezus in de buurt aan tafel liggen. ‘’De Zoon der mensen zal wel sterven’, zegt Jezus, ‘want zo staat het geschreven in de boeken van de profeten, maar wee degene die Hem verraadt. Het zou voor diegene beter geweest zijn als hij niet geboren was.’
Jezus bedoelt dat Judas nu zelf voor eeuwig de straf voor zijn zonden en zijn verraad moet dragen. Jezus wil het Hem wel vergeven, maar Judas wil dat niet. Judas wil niet zien, niet geloven, dat Jezus de Zoon van God is. Dan vraagt Judas het zelf: ‘Heere, ben ik het?’ Hij doet dat zodat niemand zal merken dat hij de verrader is. Maar Jezus antwoordt hem: ‘Judas, je hebt het zelf gezegd.’ Dan staat Judas op en loopt weg bij Jezus en de discipelen.
Geloof jij wel dat Hij Gods Zoon is?
Tijdens het eten staat Jezus op. In Zijn hand houdt Hij een stuk brood. Hij zegent het, breekt het in stukken en deelt het uit aan de discipelen: ‘Neem het brood en eet het. Dit is het teken van Mijn lichaam.’ Zo zal het lichaam van Jezus ‘gebroken’ worden als Hij aan het kruis sterft.
Dan pakt Hij de drinkbeker en vult die met rode wijn. Dan dankt Hij en geeft de beker aan Zijn discipelen. ‘Drink allemaal uit deze beker’, zegt Hij, ‘dit is het teken van Mijn bloed. Het bloed van het Nieuwe Testament dat voor heel veel mensen wordt vergoten, zodat hun zonden vergeven worden.’
Zijn jouw zonden al vergeven door het bloed van Jezus?
‘Vanaf nu zal ik geen wijn meer drinken’, zegt Jezus. Dat zal Ik pas met jullie doen, in het Koninkrijk van Mijn Vader.’
Dan zingt Jezus met Zijn discipelen de liederen die altijd met het Pascha worden gezongen, het Hallel. Met elkaar gaan ze dan naar de Olijfberg. De discipelen lopen dicht bij Jezus. Heel zacht begint Hij opnieuw te praten. ‘Vannacht zal het een heel moeilijke nacht worden. Jullie zullen allemaal net doen alsof je niet bij Mij hoort, alsof je Mijn vriend niet bent. Dat hebben de profeten heel lang geleden al voorspeld. Zij hebben geschreven dat de Herder van de kudde geslagen zal worden en de schapen van de kudde zullen overal naar toe vluchten. Maar als Ik ben opgestaan uit de dood, dan zal Ik naar Galilea gaan. Daar zal Ik jullie weer ontmoeten.’
‘Heere!’ klinkt opeens een verontwaardigde stem. Het is Petrus. Hij kijkt Jezus aan: ‘Heere, al zullen ze allemaal doen alsof ze niet bij U horen en al zullen ze allemaal vluchten, ik zal bij U blijven. Ik zal U helpen en ik zal U nooit verloochenen.’ ‘Petrus’, zegt Jezus, terwijl Hij Petrus vol liefde aankijkt, ‘je kunt het misschien niet geloven, maar toch is dat wat Ik zeg écht waar. In deze nacht zul jij, voordat de haan kraait, drie keer zeggen dat je Mij niet kent. Je zult zeggen dat je Mijn vriend niet bent.’ ‘Nee Heere’, houdt Petrus vol, ‘al zou ik zelfs met U moeten sterven, ik zou steeds blijven zeggen dat ik bij U hoor.’ Petrus gelooft niet wat Jezus zegt. Hij houdt zoveel van Jezus dat hij zegt dat hij zelfs met Jezus wil sterven. Ook alle andere discipelen zeggen dat ze Jezus niet zullen verloochenen.
Ze denken dat ze zo sterk zijn, dat ze dit zullen kunnen doen. Ze moeten leren dat ze zonder Jezus niets kunnen doen.

Slotzin
De discipelen geloven niet wat Jezus zegt. Later in de nacht zullen ze er achter komen, dat Jezus gelijk had. Ook al zouden ze Hem willen helpen, Jezus zal helemaal alleen de straf op de zonden dragen.

Gesprek

Wat betekent ‘Mijn tijd is nabij’?
De Heere Jezus wist dus wanneer Hij zou sterven. Weet jij dat ook? Wat betekent dat voor je leven en alles wat je doet?
Waarom zouden de discipelen schrikken als ze wisten dat zíj niet de verrader waren? Wat vind jij van de reactie van Petrus?
Wat heeft het Heilig Avondmaal met dit Pascha te maken?

Samenvatting
Twee van de discipelen gaan naar de stad om het Pascha voor te bereiden. Als het avond is geworden, komt de Heere Jezus samen met de andere discipelen. De Heere Jezus vertelt hen dat één van hen Hem zal verraden. De discipelen worden verdrietig en vragen elk aan Hem of hij het is. Op de vraag van Judas, antwoordt de Heere dat Judas het zelf zegt. De Heere Jezus stelt het Avondmaal in. Het brood wijst op Zijn Lichaam en de wijn op Zijn bloed, dat vergoten wordt tot vergeving van de zonden. De Heere Jezus zegt dat Hij niet meer van de wijn zal drinken tot in het Koninkrijk van Zijn Vader.

Vragen