Bijbelgedeelte: Markus 9:14-29

Context
Deze geschiedenis vindt plaats na de verheerlijking op de berg. Hier was Jezus met Petrus, Johannes en Jakobus. Zijn kleding was blinkend wit en Hij sprak met Elia en Mozes. God de Vader sprak uit de hemel. Opgeroepen door Jezus niet te vrezen, zagen de discipelen niemand meer dan Jezus alleen.

Kerntekst
Markus 9:23 En Jezus zeide tot hem: ‘Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk degene die gelooft!’ En terstond de vader van het kind, roepende met tranen zeide: ‘Ik geloof Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp!’

Doelstellingen

De kinderen leren dat ze opgeroepen worden te geloven dat Jezus kan en wil helpen.
Ze beseffen dat ze in nood de Heere Jezus om raad en hulp mogen vragen.
Alle gaven en talenten die we van de Heere gekregen hebben moeten we gebruiken.

Zingen

Psalm 27:7; 81:12; 77:6,8
UMK - Kom tot Jezus!

Geloofsleer

HC zondag 9 - God de Vader
HC zondag 46 - Aanspraak ‘Onze Vader’
HC zondag 7 - Een waar geloof

Introductie
Vraag de kinderen of ze weten wat ‘maanziek’ is. Leg het uit. Zeg dat je aan het einde van de vertelling vraagt waarom de Heere Jezus Zijn discipelen bestraft heeft.

Beginzin
Beneden aan de voet van de berg is het een drukte van belang. Daar staan de discipelen, omringd door mensen en Schriftgeleerden. Ze zijn stevig aan het discussiëren.

Vertelschets

Als de mensen de Heere Jezus zien, lopen ze direct op Hem af en begroeten Hem. Ze vragen zich af waar de Heere Jezus vandaan komt. Ze zijn verbaasd omdat Zijn gezicht nog straalt vanwege de verheerlijking op de berg. Ze vragen zich af wat er eigenlijk gebeurd is.
Direct vraagt de Heere Jezus aan de Schriftgeleerden waarom ze aan het ruziën zijn met Zijn discipelen. De Schriftgeleerden bespotten Jezus en Zijn discipelen nu zij gefaald hebben.
Dan stapt er iemand uit de groep op de Heere Jezus af. ‘Ik heb’, zo vertelt de man, ‘mijn zoon, die een stomme geest heeft, tot U gebracht!’ De jongen is bezeten van een demonische en stomme geest en kan niet spreken. Hij schuimt, knarst met zijn tanden en stuiptrekt. De jongen is er zo slecht aan toe dat hij er bijna aan onderdoor gaat. De vader is ten einde raad.
Denk je er aan dat je in de grootste nood tot de Heiland mag roepen en Hem smeken om genade en hulp? Hij laat geen bidder staan en geen ding is voor God onmogelijk!
Dan bestraft de Heere Jezus iedereen die er is. ‘Jullie zijn een krom en verdraaid geslacht!’ De discipelen kregen van de Heere Jezus de macht om zieken te genezen. Nu kunnen ze de maanzieke jongen niet genezen. Jezus roept: ‘ O, ongelovig geslacht, hoe lang zal Ik nog bij u zijn? Hoe lang zal Ik u nog verdragen?’
En dan zegt Hij zacht en beslist: ‘Breng hem tot Mij!’ De jongen wordt bij de Heiland gebracht. De boze geest verscheurt de jongen. Hij valt op de grond, het schuim staat op zijn mond terwijl hij kronkelt op de grond.
Ondertussen vraagt de Heere Jezus aan de vader hoe lang zijn zoon al ziek is. De Heere Jezus straalt rust en macht uit! Hij is volmaakt zeker van Zijn zaak.
De vader vertelt dat de jongen als kind al door de duivel bezeten is. De duivel heeft hem al verschillende keren in het vuur en in het water gegooid. En dan roept de vader hartstochtelijk en wanhopig uit: ‘Zo Gij iets kunt, wees met innerlijke ontferming over ons bewogen en help ons!’ Deze vader is ten einde raad. Hij wil wel geloven dat Jezus kan redden, maar tegelijkertijd vindt hij het ook heel moeilijk om het werkelijk te geloven! Rustig antwoordt de Zaligmaker: ‘Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk degene die gelooft!’
Twijfel nooit aan Gods almacht! Hoe moeilijk de situatie ook is!
Alle dingen zijn mogelijk als je onvoorwaardelijk in Jezus Christus gelooft en op Hem je vertrouwen stelt!
In tranen roept de vader uit: ‘Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp!’ De vader gelooft, maar bidt tegelijkertijd om kracht om tegen zijn ongeloof te strijden.
Ook gelovige mensen moeten nog elke dag moeten vechten tegen de zonden, hun gebreken en hun ongeloof. Zelfs de gelovigen zijn niet volmaakt! Vecht jij ook elke dag tegen de zonden die in je hart leven? Kun jij vol overtuiging zeggen: ‘Ik geloof dat Jezus Christus mijn Redder en Zaligmaker is?’
De Heere kijkt om Zich heen en ziet dat er steeds meer mensen bijgekomen zijn. Nu is Zijn tijd gekomen! Hij bestraft de boze geest en roept het uit: ‘Gij stomme en dove geest, Ik beveel u, ga uit van hem en kom niet meer in hem!’
Maar de boze geest laat zich niet zomaar verdrijven! De jongen schreeuwt het uit van de pijn. Hij bonkt met zijn hoofd en lichaam overal tegenaan. Maar de duivel verdwijnt uiteindelijk op het machtswoord dat God gesproken heeft. Jezus is almachtig; de duivel moet Hem gehoorzamen. Nu ligt de jongen als dood op de grond. ‘Kijk eens,’ zeggen de mensen tegen elkaar ‘het kind is gestorven!’ Is de donkere macht van de duivel dan toch sterker dan de macht van de Heere Jezus, van Wie gezegd wordt dat Hij het Licht der wereld is? Nee! Kijk, wat er gebeurt!
Jezus neemt de hand van de jongen en trekt hem overeind. Het Licht van de wereld is reddend verschenen! Daar staat de jongen, gezond en wel! God heeft hem gered.

Slotzin
Nu durven de discipelen te vragen waarom ze deze boze geest niet konden uitwerpen. De Heere Jezus vertelt hen dat dit geslacht (de boze geesten) alleen verslagen kan worden door bidden en vasten. De duivel verlaat een mens niet als hij niet strijdt tegen de zonden, de duivel en het ongeloof.

Gesprek

Wat betekenen de volgende zinnen: Het is belangrijk om een levend geloof in de levende God te hebben. Als ik geen leesbare brief van Christus ben, dan werp ik een schaduw over het Evangelie.
Kun je zeggen dat de discipelen (op het moment dat de vader de vraag stelde of ze zijn zoon wilden genezen) een levend geloof hadden en een leesbare brief van Christus waren? Wanneer zouden de discipelen wel in staat geweest zijn om de maanzieke jongen te genezen? Wat betekenen de woorden: ‘Ik geloof, maar kom mijn ongeloof te hulp’?
Waarom bestrafte de Heere Jezus Zijn discipelen?

Samenvatting
De Heere Jezus is met drie van Zijn discipelen op de berg van de verheerlijking geweest. Beneden valt een man op zijn knieën voor de Heere Jezus. Hij heeft de discipelen gevraagd zijn zoon te helpen. Deze heeft een stomme geest die hem van jongsaf gepijnigd heeft; hem in het vuur en in het water wierp. De Heere Jezus zegt: 'Breng hem bij Mij.' De geest scheurt de jongen, die neervalt en zich met schuim op de mond omwentelt. De vader vraagt om ontferming en smeekt Jezus zijn ongelovigheid te hulp te komen. Daar staat de Meester en Hij bestraft de satan. 'Ga uit!' Dan gaat de duivel van de jongen uit.

Vragen