Bijbelgedeelte: Mattheus 16:13-20

Context
De Heere Jezus en Zijn discipelen hebben in de tijd die hieraan vooraf gaat veel gereisd. Er zijn veel wonderen gebeurd, waaronder de genezing van de dochter van de Kananese vrouw. Intussen hebben Zijn vijanden Hem niet met rust gelaten. Ze wilden een teken uit de hemel zien. Jezus heeft hun dat geweigerd. Als Hij de Farizeeën en Sadduceeën verlaten heeft, waarschuwt Hij Zijn discipelen voor het zuurdesem van de Farizeeën en Sadduceeën. Dan gaan ze met elkaar naar het eenzame Cesarea Filippi. Hier, in alle rust, wil de Heere Zijn discipelen voorbereiden op Zijn lijden en sterven, dat binnenkort zal gaan gebeuren.

Kerntekst
Mattheüs 16:16b Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.

Doelstellingen

De kinderen beseffen Wie de Heere Jezus is en Wie Hij ook voor hun wil zijn.
Ze weten dat ze alleen echt gelukkig kunnen zijn als ze de belijdenis van Petrus met een oprecht hart mogen geloven en beamen.

Zingen

Psalm 100:2; 89:7,8,12; 118:13,14
ZB - ‘k Heb geloofd en daarom zing ik / Heere der heren / Heer’, ik kom tot U / Hij is Heer’

Geloofsleer

HC zondag 11 - Jezus is Zaligmaker
HC zondag 23 - Rechtvaardig voor God door het geloof
HC zondag 31 - De sleutelen van het hemelrijk
NGB art. 10 - Jezus is waarachtig en eeuwig God
NGB art. 21-23 - Het werk van Jezus Christus

Introductie
Neem een foto mee waar rotsen of bergen op staan. Laat die aan de kinderen zien. Waar denk je aan als je deze foto ziet? (Bijvoorbeeld stevigheid, iets wat niet zomaar zal omvallen.) Dat heeft te maken met het verhaal van vandaag. Luister maar goed, dan vraag ik jullie straks of je weet wat deze foto met het verhaal heeft te maken.

Beginzin
Wat hebben ze veel gereisd de laatste tijd! Steden die ze vroeger alleen maar kenden doordat anderen erover vertelden, hebben ze nu met eigen ogen gezien. Prachtige huizen waren er in die plaatsen. Maar het allermooiste waren toch niet die huizen en alle andere schitterende dingen. Het mooiste is wat de Heere heeft gedaan: duizenden mensen gaf Hij te eten en ernstig zieken heeft Hij genezen. Wat is Hij machtig!

Vertelschets

Inmiddels is de Heere Jezus met Zijn discipelen naar het eenzame Cesarea Filippi gegaan. Hier wonen niet zoveel mensen. Het is dan ook niet druk om hen heen. Niemand is er bij de Heere Jezus, dan alleen Zijn twaalf discipelen.
Als ze om zich heen kijken zien ze de prachtige natuur. De wind ruist en af en toe horen ze de roep van een vogel. Verder is er niets dan stilte en rust.
Terwijl ze daar zo met elkaar zitten, kijkt de Heere Jezus Zijn discipelen eens aan. ‘Jullie zijn Mijn discipelen’, zegt Hij. ‘Toen jullie met Mij mee gingen, lieten jullie heel veel mensen achter: je vader en moeder, broers, zussen, vrienden. Zij vroegen zich misschien wel af waarom je met Mij mee wilde gaan. Misschien vonden ze het zelfs wel vreemd. Wat zeggen die mensen eigenlijk over Mij? Wie denken ze dat Ik ben?’
De discipelen kijken elkaar aan. Door elkaar klinken hun antwoorden. ‘Sommigen zeggen dat U Johannes de Doper bent’, zegt de één. ‘Er zijn ook mensen die denken dat U Elia bent’, zegt een ander. Weer een ander zegt: ‘Ik heb ook gehoord van mensen die dachten dat U Jeremia of een andere profeet was.’
Terwijl de discipelen deze antwoorden geven, valt hen opeens iets op. De mensen die zij kennen zeggen zoveel verschillende dingen over de Heere. Iedereen vindt Hem bijzonder. Maar wat vreemd... niemand zegt dat Hij de Messias, de Zoon van God is.
De Heere Jezus weet dat ook. Hij kijkt opnieuw naar Zijn discipelen. Langzaam gaat Zijn blik van de één naar de ander. De discipelen voelen wel dat er nu iets belangrijks gaat gebeuren. Dan klinkt de stem van hun Meester: ‘En jullie, wie zeggen jullie dan, dat Ik ben?’
Wat zou jij zeggen als de Heere Jezus dat nu, op dit moment, aan jou zou vragen?
Petrus hoeft er niet eens over na te denken. De Heere Jezus alleen maar een profeet? Nee, Hij is veel meer dan dat! Luid en duidelijk klinkt zijn stem: ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God!’ Iedereen heeft het gehoord. De andere discipelen knikken. Wat Petrus zegt, is waar. Ook zij voelen het: de Heere Jezus is de Messias, Degene Die door God naar de aarde is gestuurd.
De Heere Jezus kijkt Petrus aan. Hij zegt: ‘Zalig ben jij Petrus, je bent echt gelukkig, omdat je weet wie Ik ben! Dat hebben de mensen jou niet geleerd, maar Mijn Vader, Die in de hemel is, Die heeft het jou laten zien.’
Wat een mooie woorden zijn dat! En wat een wonder is het als de Heere dat ook van jou kan zeggen. Wat mag je dan gelukkig zijn!
De Heere zegt nog meer: ‘Jouw naam is Petrus, dat betekent: rots. De woorden die jij net hebt gesproken, zijn als een rots. Alle mensen die ook die woorden mogen spreken en geloven, zullen horen bij Mijn volk, bij Mijn gemeente. En niemand, zelfs niet de zonde of de dood, zal Mijn gemeente kapot kunnen maken.’
‘Jullie, Mijn discipelen, zullen de sleutels van het Koninkrijk der hemelen krijgen. Dat betekent dat jullie hier op aarde Mijn woorden moeten doorvertellen. Je moet de mensen vertellen dat ze pas echt gelukkig kunnen worden als ze berouw zullen hebben over hun zonden en geloven dat God hun de zonden kan vergeven. Je moet ze ook waarschuwen voor de straf die zal komen als ze niet naar Mijn woorden willen luisteren.’
Weer kijkt de Heere de kring van Zijn discipelen rond. ‘Wat jullie nu hebben gehoord en wat Ik gezegd heb, dat Ik de Zoon van God ben, mag je nog niet verder vertellen.’

Slotzin
Wat zijn de woorden die de Heere Jezus zegt moeilijk! De discipelen begrijpen het nog niet allemaal even goed. Maar eenmaal zal de dag komen waarop ze alles zullen begrijpen. Dan zullen ze weten wat de Heere heeft bedoeld. En dan zullen ze aan iedereen het blijde nieuws mogen vertellen: dat Hij de Christus is, de Zoon van de levende God.

Gesprek

Wie weet wat de foto (introductie) met het verhaal heeft te maken? Leg het eens uit!
Wat zeiden de mensen over de Heere Jezus? Stel je voor dat de Heere Jezus vandaag bij ons was en Hij zou je vragen: ‘Wie denk jij dat Ik ben?’ Wat zou je dan zeggen?

Samenvatting
De Heere Jezus vraagt aan de discipelen wat de mensen over Hem zeggen. De discipelen vertellen dat sommigen zeggen dat Hij Johannes de Doper is, anderen Elia en weer anderen Jeremia of een andere profeet. Dan vraagt de Heere aan hen wie zij zeggen dat Hij is. Petrus antwoordt met: 'Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.' Hierop spreekt Jezus hem zalig en zegt dat Zijn Vader hem dat geopenbaard heeft. Hij noemt Petrus een rots waarop Hij Zijn gemeente zal bouwen en zegt dat Hij aan Petrus de sleutels van het Koninkrijk zal geven. De discipelen mogen tegen niemand zeggen dat Jezus de Christus is.

Vragen