Bijbelgedeelte: Genesis 44 en 45

Context
De ontmoeting tussen Jozef en zijn broers vindt plaats ongeveer 21 jaar nadat ze hem verkocht hebben. De broers hebben voor de eerste maal koren bij Jozef gehaald en moesten toen Simeon bij de strenge onderkoning achterlaten. Wanneer de broers Jozef voor de tweede maal ontmoeten, is Benjamin er ook bij. Ditmaal worden ze positief ontvangen en mag Simeon ook mee op de terugreis.

Kerntekst
Genesis 45: 7 Doch God heeft mij voor uw aangezicht heengezonden om u een overblijfsel te stellen op de aarde en om u bij het leven te behouden door een grote verlossing.

Doelstellingen

Opnieuw beseffen de kinderen dat de Heere het leven leidt.
De kinderen laten zien dat als je de Heere lief hebt, je in vrede wilt leven met je naasten en dat je hen de zonden wilt vergeven.

Zingen

Psalm 27:7; 99:2; 105:12; 147:7; Gebed des Heeren: 6
ZB - Nooit kan ’t geloof teveel verwachten / Machtig God, sterke Rots / Geprezen zij de Heer’

Geloofsleer

NGB art. 13 - Voorzienigheid van God
DL 2, 2 - Borg staan van de Heere Jezus

Introductie
‘Pak me dan, als je kan!’ Jurjen trekt aan het haar van zijn zusje en rent dan weg. Even later vliegen ze samen door de kamer. Lieke is wóedend op hem. Heel de middag plaagt hij haar al. Nu zál ze hem. Als Jurjen tegen de tafel aan stoot en de mooie glazen vaas op de vloer kapot valt, staan ze ineens stil. Geschrokken kijken ze elkaar aan. Oei, nu zal er wat zwaaien!
Wat voel je als je straf verdiend hebt? Hoe voel je je als je geen straf krijgt?

Beginzin
Het is avond. Bij de korenschuren in Egypte zijn een paar mannen stilletjes aan het werk. Niemand mag het zien. Dat heeft de voornaamste dienaar van de onderkoning gezegd. Ze hebben alle zakken van de mannen uit Kanaän vol gedaan met koren. Het geld hebben ze er weer bij gelegd. Maar kijk eens naar die ene knecht, wat legt hij nu in één van de zakken? Een prachtige, zilveren beker! De beker waar de onderkoning altijd uit drinkt!

Vertelschets

Waarom de beker in de zak moest, weten de knechten niet. Maar de onderkoning weet het wel…
De volgende morgen staan de broers heel vroeg op. Ze willen zo snel mogelijk weer terug naar hun vader, naar hun vrouwen en kinderen om hun het koren te brengen en te vertellen dat alles zo goed verlopen is bij de onderkoning.
Als ze nog maar net de stad uit zijn, roept Jozef één van zijn knechten en geeft hem de opdracht om de paarden klaar te maken en die mannen achterna te gaan.
De broers zien de stofwolken die de paarden van de knechten maken en de angst slaat hen om het hart. Wanneer de knechten de broers ingehaald hebben, vraagt een van hen aan de broers: ‘Waarom hebt u kwaad voor goed vergolden? Want u hebt de beker van de onderkoning waaruit hij altijd drinkt, gestolen.’
De broers zijn verbaasd. Dit is een vergissing. ‘Als u de beker vindt, moet degene bij wie u hem vindt, sterven. Dan zullen wij uw slaaf worden.’ Ze hebben toch ook het geld dat vorige keer in de zakken vol koren zat, mee terug genomen naar de onderkoning! Zijn beker stelen? Nee, dát hebben ze niet gedaan.
Daar gaat de knecht. Hij begint met zoeken in de zak van Ruben. Daar is de beker niet. In de zak van Simeon ook niet. Hoe meer zakken de knecht openmaakt, des te blijer worden de broers. Eén zak nog maar, de zak van Benjamin… maar dan! Triomfantelijk haalt de knecht de beker eruit. De broers scheuren hun kleren van verdriet en gaan met Benjamin mee terug naar Egypte.
In het paleis vallen de broers voor Jozef op de knieën. Jozef vraagt waarom ze dit gedaan hebben. Juda neemt het woord en zegt dat de Heere op deze wijze hun zonden van vroeger wil straffen. Ze zullen met Benjamin slaven zijn. Ze willen Benjamin niet alleen laten. Jozef ziet dat ze niet meer egoïstisch zijn. Juda neemt de schuld op zich. Hij wil in plaats van Benjamin slaaf zijn, zodat Benjamin terug kan gaan naar zijn vader.
Wanneer Jozef hoort dat ze verdriet hebben over hun zonden, dat Juda borg wil zijn voor Benjamin, wordt hij blij. Hij kan zich niet meer goed houden. Hij zegt tegen zijn Egyptische knechten dat ze allemaal weg moeten gaan. De broers kijken elkaar bang aan… wat gaat er nu gebeuren? Maar dan komt de onderkoning naar hen toelopen. Zijn gezicht is helemaal niet streng meer, de tranen lopen over zijn wangen. Hij huilt. Dan zegt hij: ‘Ik ben Jozef, leeft mijn vader nog?’
De broers schrikken. Nu zal Jozef hen vast straffen voor al het kwaad dat ze hem hebben aangedaan. ‘Wees niet bang. Ik zal jullie niet straffen. De Heere heeft er voor gezorgd dat dit zo zou gebeuren. Omdat ik in Egypte terecht ben gekomen, zullen jullie in deze tijd voldoende te eten hebben en niet sterven.’ Dan zegt hij: ‘Jullie moeten snel naar vader gaan om te vertellen dat ik leef.’ Heel de familie mag in een vruchtbaar deel van Egypte, in het land Gosen, komen wonen.
Jozef wil zijn broers alles vergeven. Jozef vreest de Heere.
De Heere wil dat wij geen kwaad doen tegen mensen of kinderen die ons wel kwaad gedaan hebben. De Heere wil dat wij hen vergeven.
De broers kunnen het bijna niet geloven. Jozef valt Benjamin om de hals en kust zijn broers één voor één. Ze moeten het wel geloven. Wat hebben ze veel met elkaar gepraat!
Farao hoort alles en hij geeft hen wagens, voedsel en geschenken mee. De broers gaan terug naar hun vader Jakob. In plaats van op ezels rijden ze nu op wagens met paarden ervoor. Ze krijgen eten mee en prachtige kleren. Benjamin krijgt weer het meeste, maar niemand is meer jaloers op hem. Ook gaan er ezels mee om allerlei heerlijk eten te dragen.
De broers vertellen alles aan hun vader Jakob. Hij kijkt hen aan, hij gelooft het niet. Hij heeft toch zelf het bloed aan de mantel van Jozef gezien? Eindelijk vertellen de broers dan eerlijk alles wat er vroeger is gebeurd. Als Jakob buiten zijn tent kijkt en de wagens van Farao ziet en al het eten op de ezels, dan moet hij het wel geloven.

Slotzin
‘Het is goed, nu geloof ik het’, zegt hij. ‘Mijn zoon Jozef leeft nog! En ik zal naar hem toegaan en hem zien, voordat ik sterf!’

Gesprek

Hoe wil Jozef er achter komen of de broers veranderd zijn? Wat doen ze nu anders dan vroeger? Waarom gebeurt dit volgens hen? Waaraan kun je zien dat Jozef de Heere vreest? Wie was er Borg? Wat kun jij van deze geschiedenis leren?

Samenvatting
Jozef geeft opdracht het geld terug te doen in hun zakken en zijn zilveren beker in de zak van Benjamin te leggen. Hij laat zijn broers arresteren en dan ontdekt hij dat ze werkelijk veranderd zijn. Ze vertellen hem heel hun familiegeschiedenis en Juda biedt zich als borg aan. Dan maakt Jozef zich bekend. Hij zegt hen dat dit Gods leiding was om zijn familie van de hongersnood te kunnen redden. Op Farao's bevel geeft Jozef zijn broers wagens mee, waarmee ze hun hele familie ophalen.

Vragen