Deze exegese gaat over Lukas 23:13-32 en hoort bij les B3.42 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Lukas 23:13-32
Vers 13
Ook Herodes heeft geen schuld in de Heere Jezus kunnen ontdekken. Hij stuurt Jezus daarom terug naar Pilatus. Pilatus zit daardoor opnieuw met het probleem: wat moet hij met Jezus aan? Hij roept de aanwezige Joden, zodat hij voor hun oren zijn oordeel kan vellen. Naast de Joodse leiders, de overpriesters en de oversten, is er nu ook sprake van ‘het volk’. Het volk, dat eerder zo massaal achter Jezus aanliep, blijkt Hem nu te verwerpen.
Vers 14-16
Het oordeel van Pilatus blijkt vrijspraak te zijn. Die uitspraak wordt ook beargumenteerd. Pilatus schetst nog eens de gang van zaken. Allereerst de aanklacht: Jezus zou een oproerkraaier zijn. Hij zou het volk opzetten tegen de machthebbers. Dan het onderzoek: Pilatus heeft een onderzoek ingesteld, maar heeft niets gevonden dat de aanklacht ondersteunt. Vervolgens heeft hij Jezus naar ‘hun eigen koning’ Herodes gestuurd. Maar ook uit het onderzoek van Herodes is Jezus’ onschuld gebleken. Kortom, de uitkomst is dat de aanklacht wordt verworpen. Wel wordt Jezus nog gegeseld. Officieel als voorbeeld voor een ieder die van plan is om in opstand te komen. De echte reden is om het volk tevreden te stellen.
Vers 17-19
De bekende geschiedenis rond Bar-abbas wordt door Lukas kort verhaald. Pilatus merkt dat zijn vrijspraak bij het volk op bezwaren stuit, en daarom past hij een list toe. Bar-abbas, zijn naam betekent ‘zoon van de vader’, zouden we vandaag een terrorist noemen. Hij is een soort vrijheidsstrijder, maar dan zo één voor wie een leven meer of minder niet telt. Bij het volk is deze Bar-abbas dan ook niet populair. Pilatus denkt handig gebruik te maken van de gewoonte om elk jaar op het paasfeest een Joodse gevangene vrij te laten. Omdat hij weet dat de aanklacht tegen Jezus slechts uit afgunst voortkomt (zie Mattheüs 27), en Bar-abbas een gehate terrorist is, denkt hij op deze manier het volk voor Jezus te kunnen laten kiezen. Maar Pilatus onderschat de haat tegen Jezus. Het volk, opgestookt door de leiders, heeft liever Bar-abbas vrij dan Jezus. Lukas merkt het in vers 19 nog even duidelijk op: Bar-abbas is nota bene een moordenaar!
Vers 20-21
Pilatus, voor wie dit een flinke tegenvaller is, probeert het nog eens. Maar hij heeft zichzelf al vastgepraat. Hij heeft het volk de keuze gegeven en het volk heeft voor Bar-abbas gekozen. Voor Jezus heeft het volk de uitkomst ook al klaar. De meest wrede dood eisen zij: de kruisdood! Met andere woorden: het volk wil Jezus de straf geven, die voor Bar-abbas gepast zou zijn.
Vers 22
Voor de derde keer benadrukt Pilatus Jezus’ onschuld. Een drievoudig bewijs van de wereldlijke rechter dat de Heiland echt onschuldig is gestorven. Jezus was geen misdadiger, dat is door Herodes en Pilatus gezegd!
Vers 23
Het volk is echter niet meer te houden. Hun geroep zwelt aan. Pilatus durft er niet meer tegenin te gaan. En dan bezwijkt het Romeinse recht voor de dwang het volk. Pilatus, die weet dat Jezus onschuldig is, veroordeelt Hem, de ware ‘Zoon van de Vader’ tot de kruisdood. Bar-abbas de moordenaar wordt vrijgelaten. De onschuldige veroordeeld, de schuldige vrijgesproken.
Vers 26
Ook de geschiedenis rond Simon van Cyrene wordt door Lukas kort weergegeven. Bij het kruis dat gedragen wordt, moeten we denken aan de dwarsbalk. De rechtopstaande balk stond meestal al op de plaats van executie. De Bijbel noemt geen reden waarom Simon het kruis moet dragen, maar hoogstwaarschijnlijk is dat omdat Jezus Zelf te verzwakt is om het te doen. De Romeinse soldaten weigeren zelf deze balk te dragen omdat de schande van het kruis op de drager afstraalt. Simon wordt zo ongewild ‘kruisdrager achter Jezus aan’.
Vers 27-31
Niet iedereen is het met Jezus’ veroordeling eens. In de grote menigte die Jezus’ gang door Jeruzalem volgt, bevinden zich ook veel vrouwen. Deze vrouwen ‘wenen’ en ‘beklagen Hem’. Waarschijnlijk zijn dit niet de vrouwen die Jezus al die tijd trouw gevolgd hebben (de vrouwen bij het graf), maar vrouwen uit het brede publiek. Ze vinden het jammer dat het zo met de ‘wonderdoener’ afloopt. Tegen hen spreekt Jezus een waarschuwend woord. Wat ze nu voor hun ogen zien gebeuren, is niet de ondergang van Jezus, maar het begin van het oordeel over Jeruzalem. Jezus wijst vooruit naar de vernietiging van Jeruzalem, enkele tientallen jaren later. Met de woorden van Hosea 10:8 kondigt Hij het oordeel aan. In de tijd van het oordeel zullen de mensen een snelle dood wensen, maar niet krijgen.
In het beeld dat Jezus in vers 31 gebruikt, vergelijkt Hij Zichzelf met het volk. Hij, Jezus, is het groene hout. Vergeleken met Hem is het volk dor en dood. Als men een vuur aan wil steken, gebruikt men daarvoor dor hout. Dat brandt beter, en bovendien zit er geen leven meer in. Als men ziet wat de Heere nu met het groene hout laat gebeuren, wat heeft het dorre hout, het volk, dan wel niet te vrezen? Zelfs in de uren van Zijn zwaarste lijden bekommert Jezus Zich over het volk Israël, maar tegelijk waarschuwt Hij hen ook!
Vers 32
Jezus wordt niet alleen gekruisigd. Pilatus stuurt twee ‘kwaaddoeners’, twee wetsovertreders mee die ook gekruisigd worden. Welke misdaad zij gepleegd hebben is niet duidelijk. In deze misdadigers gaat de profetie van Jesaja 53:12 in vervulling: Jezus is ‘met de overtreders geteld’.