Bijbelgedeelte: Lukas 2:1-7

Vers 1
In diezelve dagen: in de tijd dat Maria zwanger was. Augustus is keizer van het Romeinse rijk in de tijd dat de Heere Jezus wordt geboren. Hij is de opvolger van Julius Caesar.
Met de gehele wereld wordt het hele Romeinse rijk bedoeld: de ‘beschaafde’ wereld, de wereld zoals die toen bekend was.
Het beschrijven vond plaats om het aantal onderdanen en hun vermogen te weten. Zo kon de Romeinse keizer belasting heffen op de onderworpen volken. Het gezinshoofd moest een aangiftebiljet (op papyrusblad) invullen en persoonlijk inleveren. Jozef en Maria hadden erfgrond in Bethlehem. Om hun recht (volgens de Romeinse wet) hierop niet te verliezen, moest dat beschreven worden. De Heere gebruikt de keizer om Zijn raad uit te voeren.

Vers 2
Deze beschrijving is de eerste, later volgde er een tweede (Handelingen 5:37). Cyrenius of Quirinus, is de stadhouder van Syrië, waar Judea een deel van was.

Vers 3
De eigen stad is de stad waar men vandaan kwam en waar de familie woonde.

Vers 4
De afstand tussen Nazareth en Bethlehem is ongeveer 180 km. Dat is vijf dagen lopen. Voor ons is dat heel wat, maar in Israël was men hier aan gewend. Maria liep bijvoorbeeld ook naar Elizabeth. En de Joden gingen meerdere keren per jaar vanuit het hele land naar Jeruzalem.

Vers 5
Wellicht waren Jozef en Maria inmiddels al getrouwd, naar het bevel van de engel (Mattheüs 1:20), maar wordt Maria hier ondertrouwde genoemd, omdat zij leefden alsof zij nog niet getrouwd waren (zie Mattheüs 1).
Maria hoefde niet aanwezig te zijn bij de beschrijving. Toch nam Jozef haar mee omdat zij bijna een Kind zou krijgen. Jozef wilde haar niet alleen laten, en haar zo tegen laster beschermen.

Vers 6
De Heere zorgt dat precies op het moment dat zij in Bethlehem zijn, het Kind geboren wordt. Uit de manier waarop dat gezegd wordt, blijkt dat Jozef en Maria langere tijd in Bethlehem verbleven en dat het niet waarschijnlijk is dat Jezus direct de nacht na de dag dat ze aankwamen, geboren werd.

Vers 7
Jezus wordt het eerstgeboren kind van Maria genoemd. Later heeft de Heere Jezus vier broers en enkele zussen gekregen (Mattheüs 13:55-56).
Maria wond haar Kind in doeken. Dat waren lange linnen of katoenen stroken die om het kind heen gewikkeld werden, de gebruikelijke ‘kleding’ voor pasgeboren kinderen in Israël. Het is dus niet speciaal een teken van armoede, alsof Maria niets anders had. Toen ze uit Nazareth vertrok, wist ze dat ze bijna een Kindje zou krijgen, dus ze heeft vast kleding voor het Kind meegenomen van thuis. Een kribbe is een voerbak voor dieren. De omstandigheden dwingen Jozef en Maria ertoe deze als ‘wieg’ te gebruiken, nadat hij ongetwijfeld is schoongemaakt en voorzien van stro of hooi. Het gebruiken van een kribbe om een kind (tijdelijk) in te leggen, was ook niet helemaal ongebruikelijk in die tijd. De armoede rond de geboorte van de Heere Jezus moet dus niet overdreven worden. Daar gaat het ook niet om. De échte vernedering voor de Heere Jezus was niet de armoede van Jozef en Maria. Het ergste was dat Hij vanuit de heerlijkheid bij Zijn Vader naar een wereld kwam, die Hem verachtte, hoewel Hij kwam om hen te redden. Het is wel duidelijk dat de omstandigheden maar heel eenvoudig waren en zeker niet passend voor een Koningskind. En de engel noemt de doeken en de kribbe als teken waaraan de herders de Heere Jezus kunnen herkennen, dus het was wel iets wat opviel.
Een herberg is een plaats waar karavanen en reizigers konden overnachten. Er was in de herberg geen plaats meer. Daar hoeft verder geen onwil van de herbergier achter te steken, want met de volkstelling waren er heel wat mensen op de been, die allemaal een slaapplaats nodig hadden. Het is echter wel tekenend voor het leven van de Heere Jezus dat er vanaf het begin al geen plaats voor Hem is.
Daarom moesten ze ergens anders een plaats zoeken. Dit zou het verblijf van de trekdieren (bij de herberg) geweest kunnen zijn. Of een stal, wellicht de stal van de herders, die later bij de Heere Jezus komen kijken. Of een grot, zoals de eerste christenen dachten. Of een eenvoudig huis waarin mensen en dieren in één vertrek leefden. Helemaal duidelijk is het niet. In ieder geval was het een plaats die normaal gesproken bestemd was voor dieren, want er was een kribbe aanwezig.

Met het oog op je vertelling is het goed om voor jezelf een keus te maken wat je vertelt over de geboorteplaats van de Heere Jezus. Vertel bijvoorbeeld consequent over ‘de stal’. Bij oudere kinderen zou je de verschillende mogelijkheden kunnen noemen, maar bij jongere kinderen is dat alleen maar storend voor je verhaal.
De Heere Jezus is waarschijnlijk rond het jaar 7 voor Christus geboren. Onze jaartelling is dus niet helemaal correct. Dit weten we omdat Herodes (die regeerde toen Jezus geboren werd) in het jaar 4 voor Christus is overleden.

Overdenk voor je zelf, voor je je vertelling gaat maken, wat de geboorte van de Heere Jezus voor Hem betekende. Hij was in de heerlijkheid, dicht bij Zijn lieve Vader, bij de engelen die uitriepen hoe heilig de Heere is, daar waar alles volmaakt goed was. En Hij moet naar de aarde, waar nauwelijks naar Hem wordt uitgekeken, waar Hij genegeerd wordt (door de mensen van Bethlehem), waar Hij gehaat wordt (door Herodes), waar Hem een moeilijk leven wacht en een verschrikkelijke dood, waar Hij de toorn van God over de zonde moet gaan dragen en dat voor vijanden… Hoe groot moet Zijn liefde zijn, om dat te willen doen!