Bijbeluitleg over Lukas 10:25-37

Deze exegese gaat over Lukas 10:25-37 en hoort bij les B3.33 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.

Bijbelgedeelte: Lukas 10:25-37

Vers 25
Jezus vertelt de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan naar aanleiding van een vraag van een wetgeleerde. De vraag van deze wetgeleerde komt niet voort uit een werkelijke zorg om zijn eigen zaligheid. Het doel van deze vraag is de Heere Jezus ‘verzoeken’. Hij wil ‘testen’ of Jezus wel een goede rabbi is. De man is dus niet echt geïnteresseerd in Jezus’ prediking. Die houding bepaalt het gesprek.

Vers 26
Jezus reageert daarom met een wedervraag. Door te wijzen op de wet, maakt Jezus duidelijk dat Hij niet een geheel nieuwe leer verkondigt. Evenals de andere joden, leeft Hij naar de wetten die de Heere aan Mozes heeft gegeven.

Vers 27
De wetgeleerde geeft een samenvatting van de wet, zoals die in de boeken van Mozes al staat (Deuteronomium 6:5 en Leviticus 19:18). Dit antwoord is anders dan de vele wetten die de Farizeeën hadden bedacht. Het is geen koud wetticisme, maar het spreekt van een warme, liefdevolle houding tot God en de naaste.

Vers 28-29
Jezus beaamt het antwoord. Maar de wetgeleerde is niet tevreden. Jezus heeft hem namelijk zijn eigen vraag laten beantwoorden. Zo kan hij Jezus natuurlijk niet beoordelen. De test is dus mislukt. Hij stelt daarom een tweede vraag. Deze vraag is een vraag die in die tijd onderwerp van discussie was. Naasten, zijn dat alleen de volksgenoten? Of zelfs alleen de mensen die de dienst van de Heere serieus nemen?
Lukas laat zien dat de vraag nog een tweede oorzaak heeft. Deze wetgeleerde weet niet alleen heel veel van de wet, maar probeert die ook te houden. Hij probeert dan ook in zijn dagelijkse leven de liefde voor God en de naaste tot uitdrukking te brengen. Nu Jezus zijn antwoord beaamt, ziet hij de mogelijkheid om samen met Jezus tot de conclusie te komen dat hij toch wel een godvrezende man is die het eeuwige leven niet meer kan mislopen. Het antwoord van deze wetgeleerde was nog wel zo mooi, maar uit deze vraag blijkt weer de wettische gedachte: ‘ik doe vast wel genoeg’.

Vers 30
Als antwoord vertelt Jezus de gelijkenis. De weg van Jeruzalem naar Jericho was berucht vanwege het gevaar van struikrovers. De weg liep door ruig terrein, inclusief rotsen en kloven. Een ideale plek voor een overval.

Vers 31-35
Het verhaal is met een zeker spanning opgebouwd. Een priester heeft een voorbeeldfunctie in de dienst van de Heere. Hij mag zelfs voor het volk offeren. Als iemand de wet van de Heere serieus neemt, dan is hij het wel. Maar deze priester helpt niet. Hij laat de man niet slechts links liggen, maar hij gaat zelfs aan de andere kant van de weg lopen. Hij loopt er dus met een grote boog omheen. Jezus vertelt niet waarom hij de man niet helpt. Misschien wil de priester voorkomen dat hij onrein wordt en hij zijn werk in de tempel niet kan uitvoeren. Het lijkt meer voor de hand te liggen dat hij zelf ook bang is voor de struikrovers. Uiteindelijk gaat het ook niet om de reden waarom hij niet helpt. Het gaat erom dát hij, als priester van de barmhartige God, niet helpt.
De tweede man die verschijnt is een leviet. Een leviet diende ook in de tempel, maar dan als hulp van de priester. Ook van deze man mag men verwachten dat hij een helpende hand zal bieden, maar de leviet gaat eveneens met een grote boog om de gewonde heen.
Ten slotte verschijnt er een Samaritaan. De Samaritanen leven sinds de tijd van Ezra (Ezra 4) in grote onmin met de Joden. Van deze Samaritaan heeft de gewonde alleen maar een trap na te verwachten. Maar nee, juist de Samaritaan schiet te hulp, hij verbindt de verzorgt het slachtoffer en zorgt voor een goed onderkomen. Kosten noch moeiten worden gespaard.

Vers 36-37
Jezus beëindigt de gelijkenis met een vraag waarin Hij de vraag van de wetgeleerde omdraait. Het gaat niet om de vraag ‘wie is mijn naaste’, maar om de vraag ‘hoe word ik een naaste’? De overvallen man had drie naasten kunnen hebben, maar twee van de drie bleken geen naaste te willen zijn. De wetgeleerde wilde met zijn vraag (vers 29) te weten komen wat het minimale aantal mensen is voor wie hij een naaste moet zijn. Jezus laat zien dat hij het voor het maximale aantal mensen een naaste moet zijn. De wetgeleerde wordt als het ware voor de vraag gesteld: wilt u zelfs voor Samaritanen, de mensen die u het meest verafschuwt, een naaste zijn?



Nog beter in vorm raken?

Wij komen graag langs voor toerusting op maat! Bekijk de dienstenpagina voor ons aanbod of stel je vraag via lydia@goedinvorm.nu.

NEEM CONTACT OP

Heb je een tip?

Deel met ons je idee!

STUUR JE TIP IN

Uitgelichte items

Avondmaal

30 oktober 2020
Het Avondmaal laat zien dat de Heere Jezus Zijn lichaam en bloed geofferd heeft tot vergeving van de zonden. Als je door het geloof het Avondmaal …
+
Ontwikkeld door

Belijdenis doen

5 januari 2021
Ik zou het als een grote zegen zien als jij door deze inleiding een verlangen krijgt naar het doen van openbare geloofsbelijdenis, omdat de Heere …
+
Ontwikkeld door
LCJ

Stel je eigen inspiratielijst samen

Voeg met behulp van het gele plusje items toe aan je inspiratielijst. Alles in één lijstje overzichtelijk bij elkaar voor jouw clubavond of activiteit!