Deze exegese gaat over Jozua 4 en hoort bij les A1.6 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Jozua 4
Vers 1-8
Nu het hele volk door de Jordaan is getrokken, maakt de HEERE duidelijk wat de twaalf uitverkoren mannen moeten doen. De twaalf stenen komen van de bodem van de rivier, als bewijs van deze wonderlijke doortocht. Deze stenen richt Jozua op in Gilgal, de plaats waar ze de nacht doorbrengen.
Vers 9
Ook midden in de Jordaan komt een steenhoop. De Bijbelschrijver kan getuigen dat ze er op het moment van schrijven nog steeds staan. Hij zegt als het ware: ‘Kijk maar, het is echt gebeurd.’ De steenhoop was blijkbaar dusdanig groot, dat hij boven het wateroppervlak uitstak.
Vers 10-11
Alle voorschriften van de HEERE worden precies uitgevoerd. Ook Mozes wordt genoemd, zodat nogmaals wordt benadrukt dat Jozua zijn wettige opvolger is. Als de overtocht is voltooid, kunnen ook de priesters de Jordaan oversteken.
Vers 12-14
Zoals ze hebben beloofd in Jozua 1, gaan de strijdbare mannen van Ruben, Gad en de halve stam van Manasse mee. Hun vrouwen, kinderen en have hebben ze in het veroverde gebied aan de andere kant van de Jordaan achtergelaten. Ze gaan zelfs voorop om hun broeders te helpen. Door deze overtocht heeft de HEERE Jozua bevestigd als leider van het volk.
Vers 15-18
Ook de beëindiging van dit wonder vindt plaats op bevel van de HEERE. Precies op het moment dat de priesters de Jordaan verlaten, begint het water weer te stromen. Het bewijst dat dit geen toevallige speling der natuur is, maar dat het gebeurt door de krachtige hand van de HEERE.
Vers 19-23
Israël slaat zijn kamp op bij Gilgal, ten noordoosten van Jericho. Ook hier geeft de Bijbel een precieze datering. Op deze plaats worden de meegebrachte stenen opgericht. Deze steenhoop is bedoeld als een herinneringsteken, een monument. Als later de Israëlitische kinderen zullen vragen wat dat voor een steenhoop is, zullen de vaders vertellen hoe de HEERE op wonderlijke wijze Zijn volk door de Jordaan heeft geleid. Zo zal deze geschiedenis nooit vergeten worden.
Vers 24-Jozua 5:1
Deze daad van de HEERE mag niet vergeten worden om twee redenen. In de eerste plaats opdat alle volken de sterke hand van de HEERE zullen kennen. Ten tweede opdat Israël altijd de HEERE zal vrezen. Uit het eerste vers van hoofdstuk vijf blijkt dat het eerste doel in ieder geval bereikt is. Als de volkeren van Kanaän horen wat er gebeurd is, smelten hun harten van angst.