Bijbelgedeelte: Johannes 20:11-18

Vers 11-13
Let op de tegenstelling tussen vers 10 en 11: De discipelen gaan naar huis, maar Maria blijft bij het graf. Deze Maria is Maria Magdalena (vers 1) die ’s morgens vroeg naar het graf gekomen was om het lichaam van Jezus te zalven. Uit haar blijven bij het graf blijkt haar liefde voor Jezus; ze weet zich geen raad zonder Hem. Ze zoekt Hem echter op de verkeerde plaats (vers 11). Het verdriet en de tranen van Maria brengen haar uiteindelijk niet bij de opgestane Jezus.
Wel ziet ze twee engelen in witte kleren, zittend op de plaats waar Jezus gelegen had. Op de vraag van de engelen zegt Maria hetzelfde als wat ze in vers 2 tegen de discipelen gezegd heeft, alleen is ze hier nog persoonlijker: ‘Omdat ze mijn Heere weggenomen hebben’.

Vers 14-15
Achterom kijkend ziet Maria een Man staan, ze herkent de opgestane Christus niet direct. Ziet ze door haar tranen heen de Heere Jezus niet duidelijk? Of gebeurt bij haar hetzelfde als bij de Emmaüsgangers, die de Heere Jezus niet herkenden omdat hun ogen gesloten werden gehouden? Wil Johannes hier zeggen, dat onze ogen geopend moeten worden voor de opgestane Heere Jezus? Maria denkt dat de Man tegenover haar de hovenier is. Ze is immers in de hof van Jozef van Arimathéa.

Vers 16
Op het moment dat Maria met de rug naar Hem toe staat (let op het ‘zich omkerende’ in vers 16) opent Jezus haar de ogen voor Hem. Daaruit blijkt Zijn genade. Jezus heeft slechts één woord nodig. Het is tegelijk een heel persoonlijk woord: Maria! Zo wil de Heere Jezus vandaag nog mensen de ogen openen voor Hem als de Opgestane. Hij doet dat door Zijn Woord en Geest. Hij heeft maar één woord nodig. En door Zijn Geest spreekt Hij zo, dat het een heel persoonlijk woord wordt.
Maria noemt Jezus Rabbouni. Dat betekent: Meester of mijn Meester. Ze stelt zichzelf dus op als leerling, die Zijn onderwijs nodig heeft. Nog steeds onderwijst de Heere Jezus als Profeet, als het gaat om de betekenis van Zijn opstanding (Lukas 24:44-46).

Vers 17-18
Jezus staat Maria hier niet toe, Hem aan te raken. Niet omdat dat helemaal niet mag (zie vers 27), maar het verschil zit hierin dat Maria Jezus wil vasthouden met de bedoeling Hem nooit meer los te laten. Ze wil Hem dus bij zich houden. Thomas mag de Heere Jezus wel aanraken, maar dat is een aanraken in de zin van voelen.
Het werk van de Heere Jezus is nog niet af. Hij moet nog ten hemel varen. Naar Zijn God en Vader Die ook de God en Vader van Maria en de discipelen is. Zo wil de Heere een God en Vader zijn van allen die geloven in de opgestane Christus.
De discipelen moeten van Zijn opstanding en toekomstige hemelvaart op de hoogte gebracht worden. Uit Maria’s reactie in vers 18 blijkt haar gehoorzaamheid: ze doet wat Jezus haar heeft opgedragen. Dat is leerzaam voor ons, ook wij behoren de Heere te gehoorzamen op Zijn woord.
Een andere les die in dit vers opgesloten ligt, is dat we het evangelie van de opstanding nooit voor onszelf mogen houden. De Heere Jezus Zelf geeft de opdracht het te verkondigen, nu tot aan de einden der aarde.