Deze exegese gaat over 2 Koningen 6:8-23 en hoort bij les B4.9 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: 2 Koningen 6:8-23
Vers 8-10
Israëls aartsvijand van dat moment, Syrië, zoekt opnieuw de aanval. Opmerkelijk genoeg geeft de Bijbelschrijver niet de namen van de koningen van Syrië en Israël, dus we weten niet precies wanneer deze geschiedenis plaatsvindt. De koning van Syrië maakt samen met zijn officieren een aanvalsplan. Het doel is om met het Syrische leger een soort hinderlaag voor het leger van Israël op te zetten. Door Elisa gewaarschuwd, zorgt de koning van Israël ervoor deze plaatsen met zijn leger te mijden. In plaats daarvan stuurt de koning van Israël spionnen om het vijandige leger in de gaten te houden. Dit gebeurt ‘niet eenmaal , noch tweemaal’ dus meerdere keren.
Vers 11-12
Zoals logisch is, denkt de koning van Syrië aan verraad. Eén van zijn officieren zal, al dan niet omgekocht, op de hand van Israël zijn. De militaire plannen worden immers in het diepste geheim besproken. Maar zoals in het vorige hoofdstuk het dienstmeisje van Naäman de aandacht op Elisa vestigt, zo wordt dat nu gedaan door een officier. Deze heiden weet te vertellen dat zelfs de slaapkamer van de koning, zijn meest persoonlijke vertrek, niet veilig is voor het profetische oog van Elisa.
Vers 13-14
Deze gevaarlijke profeet wil de koning van Syrië in handen hebben. Opvallend genoeg moet Elisa niet gedood worden. Mogelijk wil de koning zelf van de diensten van Elisa gebruik gaan maken. Dothan ligt midden in Israël. Dat het Syrische leger zo ver het grondgebied van Israël binnen kan trekken, kan gedeeltelijk verklaard worden uit het feit dat dit een nachtelijke bliksemactie van het Syrische leger is, maar het zegt ook iets over de zwakke militaire positie van Israël op dat moment.
Vers 15
De volgende morgen wordt het leger door Elisa’s knecht opgemerkt. Zijn reactie wekt de indruk dat hij goed doorheeft dat deze Syriërs voor Elisa komen. Tegen een groot leger is een enkele stad als Dothan kansloos. En door de omsingeling kan niemand de stad meer in of uit.
Vers 16
Elisa is in het geheel niet onder de indruk. Hij ziet, als profeet, wat geen enkel anders mens ziet. Zoals veel steden, ligt ook Dothan op een ‘berg’, een heuvel. Rond die heuvel ligt het leger van Syrië. Maar óp die berg is een veel groter, hemels leger gestationeerd. Niemand ziet dit leger, maar het zal de uitkomst beslissend bepalen. Het is een prachtige voorbeeld van de engelenwacht die God aan al Zijn kinderen beloofd (Psalm 91:11-12).
Vers 18
Door de hand van Elisa doet de HEERE twee tegengestelde dingen. Zijn knecht mag zien wat niemand ziet, en de Syriërs zien niet meer, wat iedereen ziet. Het ‘afdalen’ van de Syriërs betekent hier een ‘vijandig tegemoet treden’. De verblindheid betekent hier niet dat de Syriërs niets meer zien, maar dat ze niet ‘zien’ wat hier aan de hand is.
Vers 19-20
Door hun blindheid kan Elisa de Syriërs alles wijsmaken. De optocht die vervolgens ontstaat moet een bespottelijk gezicht zijn geweest. Zoals iemand een blinde man leidt, zo leidt de ogenschijnlijk weerloze Elisa het zwaarbewapende Syrische leger. Op deze wijze lokt Elisa het leger Samaria binnen. Als de soldaten bij zinnen komen is de schok natuurlijk enorm. Dit Syrische leger is goed genoeg om een bliksemaanval op de onvoorbereide stad Dothan uit te voeren, maar binnen de goedverdedigde hoofdstad Samaria, met al zijn verdedigingswerken, is dit commandoleger volstrekt kansloos.
Vers 21
De koning van Israël ziet zijn kans schoon. Hij krijgt de vijand in zijn schoot geworpen. Het vernietigen van dit eliteleger van Syrië zal de macht van deze vijand aanmerkelijk verzwakken. Hij respecteert echter de leidende rol van Elisa door de profeet om toestemming te vragen. Elisa heeft de gevangenen binnengebracht. Het zijn zijn krijgsgevangenen, en hij mag dus over hun lot beslissen. De titel ‘mijn vader’ geeft aan met hoeveel respect de koning Elisa bejegent.
Vers 22
Elisa vraagt aan de koning wat hij zou doen met de krijgsgevangenen die hij met gewone wapens gemaakt zou hebben. Die krijgsgevangenen worden toch ook niet gedood? Dan zeker deze gevangenen niet, waarvoor de wapens niet eens gebruikt hoeven worden. Integendeel, door hen brood en water voor te zetten worden de Syriërs niet behandeld als krijgsgevangenen, maar als gasten. Zo leren de Syriërs iets kennen van de barmhartigheid van de God van Israël.
Vers 23
De koning heeft de les begrepen. In plaats van water en brood zet hij de gevangenen zelfs een ‘grote maaltijd’ voor. De Syriërs, die ongetwijfeld rekening hielden met het ergste, zullen hierbij versteld gestaan hebben. Met een volle maag worden ze naar huis gestuurd. Deze handelswijze heeft zijn uitwerking niet gemist. Een definitieve vrede is niet bereikt, dat blijkt wel uit het volgende vers, maar de Syrische oorlogsplannen worden voorlopig afgeblazen.
Tot slot
In deze geschiedenis staan twee dingen centraal. Allereerst de macht die de HEERE aan Zijn profeet geeft, waardoor Hij laat zien dat Hij voor Zijn volk strijdt. De veiligheid van Israël ligt uiteindelijk alleen in de handen van de HEERE.
Daarnaast komt in dit gedeelte iets van het evangelie openbaar. De HEERE is barmhartig, zelfs voor vijanden. Zijn vijanden worden als gasten behandeld. In die lijn heeft God uiteindelijk Zijn Zoon gezonden, om vijanden met Zich te verzoenen.