De coronacrisis duiden
Nu het duidelijk geworden is dat de crisissituatie langer gaat duren, worden er vragen gesteld. Hoe moeten we de uitbraak van corona theologisch en geestelijk duiden? Kunnen we dat eigenlijk wel? Ds. A. Versluis reageert op deze vragen door middel van een artikel in het kerkelijke blad ‘De Wekker'. Onderstaand is zijn artikel van 29 april 2020 uit ‘de Wekker’ deels integraal overgenomen.
Onze gereformeerde voorouders hadden er meestal weinig moeite mee om een oorlog of epidemie geestelijk te duiden. Ze zagen het als een oordeel van God over de zonden van land en volk, die ze concreet benoemden. Ook voorspoed duidden ze overigens als zegen uit Gods hand. Recent heeft ds. C. Blenk gevraagd waarom theologen tegenwoordig zo terughoudend zijn om de geschiedenis op die manier te duiden (Reformatorisch Dagblad, 30 maart).
Luisteren
Als we gebeurtenissen willen duiden als een roepstem of zelfs oordeel van God, zal dat allereerst een boodschap voor onszelf moeten zijn. Naar anderen wijzen is goedkoop en hoogmoedig. Als Israëls profeten de zonden van het volk belijden, sluiten ze zichzelf daarbij in: ‘wij’ hebben gezondigd.
Wij zijn voorzichtig met spreken over een oordeel van God. Toch kunnen gebeurtenissen zeker wel een expliciete roepstem van God zijn. In Amos 4 worden allerlei tegenslagen opgesomd: hongersnood, droogte, ziekte. ‘Toch hebt u zich niet tot Mij bekeerd,’ is het refrein waarmee de Heere Israël verwijt dat het niet geluisterd heeft. Nu was Israël gewaarschuwd dat deze vervloekingen van het verbond zouden komen als het de Heere verliet. Daarin is onze situatie anders. Maar je kunt blijkbaar aan Gods roepstemmen voorbij horen. Dat is niet minder een gevaar dan een te snelle duiding.
Je kunt niet zomaar zeggen dat iets een oordeel van God is. Toch vind ik het moeilijk om er níet iets van een oordeel in te zien dat met Pasen de kerken leeg zijn. Het is duidelijk dat dat op dit moment niet anders kan en mag. Maar het is de situatie zoals op Pasen … vóórdat Jezus Zelf verscheen achter de gesloten deuren. Zo zou het blijven als het geen Pasen was geweest. Preken voor een lege kerk lijkt me daarom met Pasen het ergst. Al blijkt juist op Pasen ook dat onze leegte de Opgestane niet tegenhoudt om te komen met Zijn genade.
Hamsteren
En toch … ondanks de goede redenen om na te denken over een duiding van de crisis, vraag ik me af of we daar wel aan toe zijn. Journalist Karel Smouter heeft in NRC (20 maart) gewaarschuwd voor ‘geestelijk hamsteren’: te snel te veel duiding willen geven, door nu al redenen of mogelijk positieve effecten van deze crisis te zoeken. Het gevaar is, zo stelt hij, dat de moed dan op is als de nood écht aan de man komt of de crisis erger wordt. Bovendien gaan we door een positieve draai aan de situatie te geven voorbij aan het grote leed dat er is. Laten we eerst maar eens zwijgen.
Deze observaties bevatten mijns inziens veel waars. Je kunt in deze tijden verlangen naar de eerste keer dat iedereen weer naar de kerk kan gaan. Wat zullen psalmen over het verlangen naar Gods huis anders klinken wanneer je de kerkgang een poos gemist hebt. Maar waar ons hart dan vol van is, weten we nu helemaal niet. Hoeveel gemeenteleden zullen tegen die tijd aan corona overleden zijn, ouderen en misschien ook jongeren? Hoevelen zullen zonder werk zitten? Wat zullen de financiële gevolgen zijn voor de gemeente en voor het werk van de kerken als geheel? We weten helemaal niet hoe gehavend we uit deze periode tevoorschijn komen.
Wachten
Misschien, hopelijk, zijn bovenstaande gedachten te somber. Maar de belangrijkste reden om terughoudend te zijn met het duiden van deze crisis is een theologische. In de Schriften zijn het profeten die gebeurtenissen van Godswege duiden als een roepstem of oordeel van God. Zo kunnen wij niet spreken. We weten vaak niet waarom dingen gebeuren.
Ik lees deze dagen het boek van Todd Billings, Rejoicing in Lament. Deze theoloog kreeg op 39-jarige leeftijd te horen dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker heeft. Dit boek beschrijft indrukwekkend de worsteling die hij doormaakt (elke pastor zou dit eerlijke en gelovige relaas moeten lezen). De theologische vragen die dat oplevert, sluiten aan bij de situatie waarin we ons nu bevinden. Ernstige ziekte laat ons zien hoe het leven werkelijk is: kwetsbaar, eindig; dat verdringen we zo vaak als alles goed gaat. Veel van de nood die wij nu zien, is er altijd, maar wij zijn het in ons rijke westen niet gewend.
Todd Billings vindt troost in het boek Job en in de psalmen, met name in de klaagpsalmen. Het antwoord dat hij daar vindt, is vooral dat wij zo vaak geen antwoord vinden. Wij weten niet waarom het kwaad gebeurt, want wij zijn mensen en niet God. Job mag zijn indringende vragen en aanklachten aan God helemaal uitspreken, maar hij krijgt niet overal antwoord op. God laat hem wel zien wie Hij is. Ook de psalmdichters worstelen met God. Juist omdát ze Hem kennen en vertrouwen, kunnen ze het er niet in uithouden als Gods weg zo anders lijkt te zijn dan Hij zelf beloofd heeft. Die klacht hóort bij de gelovige omgang met de levende God.
Zouden wij deze houding niet nodig hebben op dit moment: zwijgen, bidden, klagen, wachten – naast de lof en dank voor Gods dagelijkse zorg en voor de middelen die Hij geeft om deze crisis te bestrijden? God heeft ons geen antwoord op alle vragen beloofd. Hij is wel de God die in Christus is neergekomen in deze gebroken en zondige wereld. ‘Onze ziekten heeft Hij op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen.’ (Jes. 53: 4). Bij die Heere kun je met alle vragen terecht. ‘Ik verwacht de HEERE, mijn ziel verwacht Hem en ik hoop op Zijn woord.’ Vóór Pasen klinkt indringend ‘erbarme dich’ – maar die klacht brengt eens tot de vreugde van Pasen!