Krimp gemeenten in de CGK

Een derde van de gemeenten in de CGK groeit, de rest krimpt. Machiel Vennink, wiskundige en medewerker van het Documentatiecentrum van de Christelijke Gereformeerde Kerken, deed een onderzoek op basis van de statistische informatie in zijn kerkverband.

Tenzij de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) er genoegen mee nemen dat ze straks groot zijn in enkele plaatsen en niet meer bestaan in vele andere, zal ze plannen moeten maken. Dat concludeert Machiel Vennink, wiskundige en medewerker van het Documentatiecentrum van de Christelijke Gereformeerde Kerken, naar aanleiding van een onderzoek op basis van de statistische informatie in zijn kerkverband.

Rond 1960 groeide de CGK met zo’n vijfhonderd leden per jaar. Nu verliest ze er jaarlijks zo’n tweehonderd. In 1985 telde het kerkverband 75.000 leden, nu zijn dat er zo’n 73.000. Die cijfers zijn wel wat vertekend. In de jaren zeventig en in 2005 ging op Urk een grote gemeente over naar de CGK. Dat leverde vijfduizend extra leden op. Zonder deze gemeenten zou het ledenverlies dus een stuk groter zijn geweest.

Machiel Vennink heeft de cijfermatige ontwikkeling van gemeenten en gemeenteleden in de Christelijke Gereformeerde Kerken opgetekend in de brochure Telt haar torens. Het kerkgenootschap heeft plannen nodig ‘die de cijfers van het grensverkeer met de wereld verbeteren’, concludeert hij. ‘Het enige cijfer waar je als kerk(en) werk van kunt maken. Minder kerkverlating en meer instroom vanuit de wereld.’ De kerkverlating onder doopleden verdubbelde tussen 1962 en 1985. Daarna bleef het stabiel.

Ondervertegenwoordigd
De kerkverlating onder belijdende leden steeg de afgelopen tien jaar harder dan ervoor. In 2012 lieten 302 belijdende leden zich uitschrijven, een nieuw record.

Door de kerkverlating raken de leeftijdsgroepen vanaf dertig jaar ondervertegenwoordigd. ‘Men zegt weleens: wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Voor de kerk geldt: wie de dertigers heeft, heeft de toekomst’, schrijft Vennik.

Tot in de jaren zestig was het gebruikelijk om grotere gemeenten te splitsen, aldus de wiskundige. Hij constateert echter op basis vancijfers dat splitsing van een gemeente in een moedergemeente en een zelfstandige nieuwbouwwijkgemeente tot vergrijzing van beide gemeenten leidt. Strikt handhaven van geografische grenzen tussen gemeenten stimuleert kerkverlating, met name onder jongvolwassenen, stelt de onderzoeker.

Vleugels
Vennik heeft ook gekeken naar de verschillende ‘vleugels’ in de CGK: modern, orthodox en bevindelijk. Onder modern schaart hij gemeenten met een moderne liturgie en samenwerking met de NGK en GKV. De orthodoxe vleugel kent een klassieke liturgie (psalmen oude berijming, Statenvertaling, of Herziene Statenvertaling). De bevindelijke vleugel bestaat uit gemeenten rond het blad Bewaar het Pand.

Hoewel het niet altijd duidelijk is welke ligging een gemeente precies heeft, concludeert Vennink dat in 2013 53 procent van de plaatselijke kerken in de categorie modern valt. De groep bevindelijke gemeenten is het kleinst, met bijna 17 procent.

Verlies
De CGK hadden van 2000 tot 2013 te maken met een verlies van 499 leden. De moderne stroming groeide in die periode echter met 439 leden. De orthodoxe vleugel groeide met tien leden, maar als je de overgekomen gemeente Urk-Ichthus niet meerekent, wordt ze 1544 leden kleiner’, schrijft Vennink. Een krimp van zo’n 7 procent. De bevindelijke gemeenten verliezen in totaal 948 leden (7 procent).

Dat betekent overigens niet dat alle moderne gemeenten vanaf het jaar 2000 groeien en alle bevindelijke gemeenten krimpen, stelt Vennik. Ongeveer een derde van de gemeenten groeit, vooral de grootste binnen het kerkverband: Urk, Zwolle en Groningen. Twee derde van de gemeenten krimpt, vooral de middelgrote (500-999 leden) en de middelkleine (150-499), waarvan er de meeste zijn binnen de CGK. Duidelijk is dat in het algemeen nieuwe en grote gemeenten sneller groeien dan oude en kleine.

De top tien van stijgers bevat vooral moderne gemeenten. ‘Zij zorgen er samen voor dat de totaalcijfers voor deze ligging net positief uitvallen.’

Predikanten
Sinds de jaren tachtig tellen de CGK meer (emeritus) predikanten dan gemeenten, en het verschil wordt steeds groter. Het kerkverband telt 225 predikanten. Van 1920 tot 1980 was er voor elke vijfhonderd leden ongeveer één predikant. Sinds 1980 is de verhouding één predikant per 330 leden. Vroeger bleven predikanten gemiddeld langer verbonden aan een gemeente dan tegenwoordig. Tot 1980 vertrokken ze na ongeveer acht jaar naar een andere gemeente, na 1990 is dat gemiddeld twaalf jaar.

De laatste jaren zijn minder beroepen uitgebracht dan vroeger. Het beroepingswerk stagneert, concludeert Vennik. ‘In tegenstelling tot het eind van de tachtiger jaren van de vorige eeuw, ligt dat niet aan een gebrek aan vacante grotere gemeenten. Nu zijn er steeds minder beroepen vanuit de vacante kleinere gemeenten.’



Nog beter in vorm raken?

Wij komen graag langs voor toerusting op maat! Bekijk de dienstenpagina voor ons aanbod of stel je vraag via lydia@goedinvorm.nu.

NEEM CONTACT OP

Heb je een tip?

Deel met ons je idee!

STUUR JE TIP IN

Uitgelichte items

Avondmaal

30 oktober 2020
Het Avondmaal laat zien dat de Heere Jezus Zijn lichaam en bloed geofferd heeft tot vergeving van de zonden. Als je door het geloof het Avondmaal …
+
Ontwikkeld door

Belijdenis doen

5 januari 2021
Ik zou het als een grote zegen zien als jij door deze inleiding een verlangen krijgt naar het doen van openbare geloofsbelijdenis, omdat de Heere …
+
Ontwikkeld door
LCJ