Hoe staat het met onze werfkracht?

In de Wekker schreef ds. P.L.D. Visser een artikel over de ontwikkeling van het aantal leden in de Christelijke Gereformeerde Kerken naar aanleiding van een uitgave van het jaarboekje.

Over enkele maanden zal DV het Jaarboek van de CGK weer verschijnen met daarin ook het overzicht van het ledenaantal. In de kerkelijke pers wordt dan meestal bijzondere aandacht gegeven aan het ledental: blijven de CGK min of meer stabiel? Of eerder: blijft het ledenverlies beperkt? In dit artikel wil ik de ontwikkeling van het ledental in de laatste 21 jaar in kaart brengen. Daarbij concentreer ik mij op twee factoren: het aantal dopelingen (van binnen- en buitenkerkelijke herkomst) en het aantal kerkverlaters. Hoe staat het met onze werfkracht?

In mijn boekenkast staat een heel rijtje Jaarboeken. Het eerste exemplaar kocht ik in 1993, toen ik met de studie theologie begon, althans met de klassieke talen. Het jongste Jaarboek dateert van 2014. Door diverse scribenten is in die 21 jaren nauwkeurig de statistiek bijgehouden van het ledental van de kerken. Allerlei mutaties zijn ook terug te vinden in de Jaarboeken. Om er een paar te noemen: Inkomend en uitgaand verkeer met andere kerken, gedoopte kinderen, overlijdens, afgelegde belijdenissen - allemaal factoren die het aantal doop- en belijdende leden bepalen.

Koninkrijk
Hoe zijn we als CGK gevaren in deze periode als het gaat om de 'bewaring' en 'vermeerdering' van de kerk, zoals de Catechismus in zondag 48 de bede 'Uw Koninkrijk kome' uitlegt? Twee factoren komen dan in beeld: het aantal kerkverlaters en het aantal dopelingen. Bij dat laatste getal denk ik enerzijds aan dopelingen vanwege geboorte van kinderen binnen de gemeente, en anderzijds aan dopelingen door aanwas van buiten de gemeente. Bij dit laatste gaat het dus om het geweldige feit dat mensen tot geloof en bekering komen en na belijdenis (met eventuele jonge kinderen) worden gedoopt en zo tot de gemeente van Christus toetreden. Het zou ook boeiend zijn te kijken naar het grensverkeer met andere kerkverbanden, maar ik wil me hier niet bezig houden met wat wel heet 'the circulation of saints'.

Ledental
In de afgelopen 21 jaar liep het ledental van de kerken terug van 75.721 naar 73.692 (zie in figuur 1 de lijn 'werkelijk aantal leden'). De 'hobbel' in 2006 laat zich verklaren doordat we toen de gemeente van Urk-lchthus (met 1.091 leden) welkom mochten heten in het kerkverband. Omdat deze stijging van het ledental incidenteel is, geeft figuur 1 een bijgestelde fijn aan, die het ledental corrigeert voor deze gebeurtenis. De trendlijn die dan voor het ledental getrokken kan worden, geeft aan dat het ledental jaarlijks met gemiddeld 134 vermindert (voetnoot 1). Dat is minder dan twee promille van het ledental in 2014. Op het eerste gezicht is dat een reden om 'relatief' dankbaar te zijn.

Kerkverlating regionaal
Het is echter goed om niet alleen 'onder de streep te kijken', waar het eindresultaat mee lijkt te vallen, maar ook 'boven de streep' een blik te werpen op de factoren die samen het eindresultaat vormen. Figuur 1 geeft aan hoe het ledental zich ontwikkeld zou hebben als er geen kerkverlating was geweest in de afgelopen 21 jaar. Het ledenaantal zou dan 12.884 hoger liggen dan In 2014! Zoveel leden werden namelijk in die jaren 'uitgeschreven', hebben 'zich onttrokken' of 'vertrokken naar geen kerk'. In procenten uitgedrukt zouden de kerken in 2014 17,5% groter zijn geweest, wanneer al deze mensen lid gebleven waren. (Uiteraard is dit niet meer dan een gedachtenexperiment: Ik houd in deze redenering geen rekening met overlijdens van en geboorten bij de groep kerkverlaters).

Als we inzoomen op de kerkverlaters laat figuur 2 zien dat hun aantal het kleinst was in 1996 (399) en in 2014 het grootst (799). In figuur 2 is verder aangegeven hoe het aantal kerkverlaters verdeeld is over de vier particuliere synoden (verder: PS-en). Het is wel van belang te bedenken dat deze PS-en verschillend van grootte zijn: die van het westen is bijvoorbeeld de helft kleiner dan die van het noorden en dat zal het aantal kerkverlaters per PS beïnvloeden. Het aantal mensen dat afscheid nam van de CGK is in figuur 2 gecorrigeerd voor hen die terugkeerden. Vandaar de (al te bedrijfsmatig klinkende) aanduiding 'netto kerkverlaters' en 'netto verlies' in deze figuur. Op zich is het een reden om dankbaar te zijn dat in de periode 2003-2014 weer 482 kerkverlaters terugkeerden. Maar procentueel is dat een zeer klein aantal: 482 teruggekeerden, tegenover 12.884 kerkverlaters... Dat is slechts 3,7%...
Als we de vier PS-en onderling vergelijken, levert dat de volgende tabel op:

Periode: 1993·2014 Noord Oost Zuid West
Netto kerkverlaters 4.029 3.315 2.425 2.633
Grootte PS in 2014 26.289 20.616 14.127 10.460
Kerkverlating in % 14,2% 15,9% 17,2% 25,2%

Het blijkt dat de kleinste PS (die van het westen) naar verhouding ook het grootste verlies heeft geleden: ruim 25% van de huidige grootte ging teloor door kerkverlating. De grootste PS in de kerken, die van het noorden, verloor in absolute aantallen het meeste aantal leden (4.029), hoewel dat verlies procentueel juist weer het kleinste is (14.2%). Het westen van het land heeft dus naar verhouding het grootste verlies verleden.

Kerkverlating landelijk
Als we voor het geheel van de CGK het verloop van de kerkverlating bezien in figuur 3, dan laat het cumulatieve aantal kerkverlaters een gestage lijn zien: 'som netto kerkverlaters'. Ook hier geldt dat deze aantallen gecorrigeerd zijn voor het (geringe) aanta1 teruggekeerden. De trendlijn laat over de laatste 21 jaar een verontrustend stabiel beeld zien: gemiddeld 517 doop- en belijdende leden verlaten jaarlijks de CGK. Dat betekent dat bij elke volgende generale synode er een gemeente ter grootte van de kerk van Nunspeet verdwenen is. Persoonlijk vimt ik dit een onthutsend getal, zelfs als ik bedenk dat 571 kerkverlaters per jaar nog geen 0,8% van het totaal ledental is. Het betekent namelijk dat er in de afgelopen 21 jaar 12.402 mensen de kerken verlaten hebben (12.884 vertrekkers minus 482 1eruggekeerden). Een Koreaanse mega-kerk zou daarmee gevuld zijn! Daar komt nog bij dat het aantal vertrekkers vanaf 2011 jaarlijks stijgt en in 2014 zelfs het hoogste punt in de afgelopen 21 jaar bereikt heeft (zie figuur 2).

Dopelingen
Gelukkig wordt het verlies door kerkverlating overtroffen door het aantal dopelingen. De trendlijn in figuur 3 laat zien dat er over de beschouwde periode jaarlijks gemiddeld 1.088 dopelingen zijn. We mogen, gezien de dooppraktijk in de kerken, er wel vanuit gaan dat dit aantal vrijwel gelijk is aan het aantal geboortes binnen de kerken. In 1993 en 1994 lag het aantal dopelingen boven de 1.200 per jaar. Vanaf 2002 werden er jaarlijks tussen de 1.100 en 1.000 kinderen ten doop gehouden, waarbij de trend licht dalend is. In de beschouwde periode werden er in totaal 24.293 dopelingen/geboorten geteld.

Hoe gezegend we ook zijn met dit aantal dopelingen: wanneer de trendlijnen in figuur 3 naar de toekomst doorgetrokken mogen worden, betekent dit dat één op elke twee dopelingen in de toekomst tot de kerkverlaters gerekend moet worden (om precies te zijn: 52%). Als ik dat op mij in laat werken: ik heb zelf 40 kinderen mogen dopen - zou dat dan inderdaad betekenen dat 21 daarvan de kerken (meer nog: de dienst van God) zouden verlaten in de toekomst? God verhoede het!

Werfkracht
Als het gaat om de werfkracht van de kerken, in de zin van mensen die tot geloof komen en zich bij de kerken voegen, is het laatste getal het meest veelzeggend. Gemiddeld
worden jaarlijks 52 mensen 'van buiten' toegevoegd tot de kerken. Dit getal is inclusief de (jonge) kinderen die met hun ouder(s) gedoopt worden in zin van de Bijbelse 'huisdoop'. Aangenomen mag
worden dat de zendingsgemeenten een groot deel van dit jaarlijkse aantal dopelingen voor hun rekening nemen. In de meetperiode van 21 jaar werden in totaal 1.068
volwassenen en kinderen van 'buiten' de kerken gedoopt. Dat is 4,4% van het aantal dopelingen binnen de kerken.

Wat nu?
Wat valt er te concluderen uit al deze cijfers? In de eerste plaats moet het mij van het hart dat deze cijfers voor mij steeds minder 'koele cijfers' zijn geworden. Daarvoor heb ik teveel herinneringen aan concrete mensen die, om allerlei redenen, buitenkerkelijk werden. Ik denk ook aan de vele ouders en grootouders die met verdriet achter de grafieken het gezicht zullen zien van hun nakomelingen. Aan de andere kant weet ik ook van de vreugde wanneer iemand tot geloof en bekering komt, en de (vaak heel lange) weg mag afleggen naar belijdenis en doop: Ik mocht zelf vier volwassenen dopen. Wie de getallen op zich in laat werken, ziet ook dat op elke dopeling 'van buiten' er 11 kerkverlaters te betreuren zijn. Of, vanuit een andere gezichtshoek: dat er op elke twee geboortes binnen de kerken één kerkverlater geteld moet worden. Wat moeten we met deze gegevens? Hierbij enkele 'pia desiderata' (vrome verlangens):

a. Urgentie
Het zou mij wat waard zijn als we hij het volgende Jaarboek niet meer zo focussen op het getal 'onder de streep'. Dat zou ertoe kunnen leiden dat we op de gedachte komen: het valt wel mee. Het ledental daalt in de afgelopen 21 jaar slechts licht, dat 'kan wel lijden'. Ik zou ervoor willen pleiten om meer aandacht te geven aan de verontrustende getallen 'boven de streep'.

b. Onderzoek
We raken jaarlijks gemiddeld 571 leden kwijt aan de onkerkelijkheid. Hebben we als kerken wel een zuiver beeld van de redenen van hun vertrek? Misschien vullen we wel veel te snel in: 'ze hebben de Heere verlaten, daarom'. Mogelijk heb ik een blinde vlek, maar voor zover ik weet is er nog geen onderzoek ingesteld naar de redenen van vertrek van die ruim 12.000. Zouden we daar een soort 'terugkomdag' voor kunnen beleggen? Of een ander instrument kunnen inzetten, om eens te kunnen vragen: hoe ging uw vertrek in zijn werk? Zou het kunnen dat u teleurgesteld bent door bepaalde kerkelijke zonden? Zou (pastorale) verwaarlozing ook een rol gespeeld kunnen hebben? Hoe kijkt u terug op uw periode in de kerken? Wat kunnen de jeugdbonden de kerkenraden leren als het gaat om aandacht voor kinderen en jongeren? Zijn er goede vormen (jeugdmentoren bijvoorbeeld) te bedenken die middellijkerwijs groepen jongeren zouden kunnen bewaren bij de gemeente van Christus? Ook ben ik benieuwd naar de verhalen van de kleine 500 die terugkeerden naar de gemeenten vanuit de onkerkelijkheid. Wat kunnen zij ons leren? Hoe heeft God in hun leven gewerkt? Welke factoren speelden een rol in hun weggaan en terugkomen?

c. Willen leren
We weten het wel: Nederland is zendingsland geworden. Maar willen wij werkelijk kerkbreed de missionaire ervaringen van de afgelopen decennia verwerken en toepassen? Willen wij wel warme relaties leggen (want dat bewijst zich als de missionaire houding bij uitstek) met niet-gelovigen om ons heen dienstbaar aan hen zijn? En willen wij elkaar als christenen binnen één dorp of stad werkelijk zien staan, zodat anderen zeggen: zie eens hoe lief ze elkaar hebben?

d. Beleidsontwikkeling
Zouden kerkenraden (voor zover ze het nog niet doen) niet tijd apart moeten zetten om ernstig na te denken hoe de (misschien klein geworden) gemeente in dienstbetoon en in het doorgeven van het Evangelie (meer) van betekenis kon zijn in hun omgeving? Er is daarvoor bij deputaten evangelisatie assistentie te krijgen. En er zijn genoeg voorbeelden voorhanden van gemeenten die een verantwoorde missionaire koers hebben gevonden. Waarom niet veel meer gebruikmaken van de lessen die die gemeenten geleerd hebben?

e. Toewijding en keuzes maken
Ik weet het: wij zijn afhankelijk van de werking van de Heilige Geest. Werfkracht is niet maakbaar, zeggen we dan. Maar is dat de hele waarheid? Ik vraag mij af of we als kerken genoeg ernst maken met het gebed 'Uw koninkrijk kome'? Dal is: 'bewaar en vermeerder Uw kerk' (Catechismus, zondag 48). Volgt daar niet uit dat onze beleidskeuzes onvoldoende passen bij dit gebed? Zijn we als kerken bereid om menskracht en financiën in dienst van dit gebed te stellen? Of blijven we de keuzes maken die we altijd (op de automatische piloot?) maakten? Paulus was radicaal, wat dit betreft: 'Voor allen ben ik alles geworden, om in ieder geval enigen te behouden. En dit doe ik ter wille van het Evangelie, opdat ik daarvan ook zelf deelgenoot zou worden.'

Voetnoot 1: De trendlijnen in de figuren zijn niet gebaseerd op het gewone, rekenkundig gemiddelde, maar op een andere statistische methode (voor de liefhebbers: de kleinste-kwadratenmethode).



Nog beter in vorm raken?

Wij komen graag langs voor toerusting op maat! Bekijk de dienstenpagina voor ons aanbod of stel je vraag via lydia@goedinvorm.nu.

NEEM CONTACT OP

Heb je een tip?

Deel met ons je idee!

STUUR JE TIP IN

Uitgelichte items

Avondmaal

30 oktober 2020
Het Avondmaal laat zien dat de Heere Jezus Zijn lichaam en bloed geofferd heeft tot vergeving van de zonden. Als je door het geloof het Avondmaal …
+
Ontwikkeld door

Belijdenis doen

5 januari 2021
Ik zou het als een grote zegen zien als jij door deze inleiding een verlangen krijgt naar het doen van openbare geloofsbelijdenis, omdat de Heere …
+
Ontwikkeld door
LCJ