Deze vertelschets gaat over Numeri 20:2-13 en Deuteronomium 34 en hoort bij les B3.3 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Numeri 20:2-13 en Deuteronomium 34
Context
Het volk Israël trekt van de woestijn Paran naar de woestijn Zin. De uittocht uit Egypte is dan al veertig jaar geleden. Het volk blijft een poosje in Kades. Daar sterft Mirjam en ze wordt daar begraven. Dan raakt het water op. Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt. Het volk wordt opnieuw boos op Mozes en Aäron. Het is uiteindelijk ook een verwijt tegen de Heere.
Kerntekst
Numeri 20:13 Dit zijn de wateren van Meriba, waar de kinderen Israëls met de HEERE om getwist hebben; en Hij werd aan hen geheiligd.
Doelstellingen
- De kinderen beseffen dat de Israëlieten weer twijfelen aan Gods macht en boos reageren.
- Het wordt hun duidelijk dat de Heere ondanks de zonden van het volk barmhartig is, de Heere geeft hun water.
- Ze beseffen dat de Heere de zonden straft, maar de zonden wel wil vergeven en dat dit kan doordat de Heere Jezus Middelaar en Verlosser is.
Zingen
Psalm 78:4, 81:8, 103:4 en 5, 105:22, 106:18
ZB - Als g’ in nood gezeten
Geloofsleer
HC vraag 10 en 11 - Gods rechtvaardigheid en barmhartigheid
Introductie
Op woensdagmiddag kun je altijd lekker spelen. Je hebt je lego gepakt en je gaat er lekker mee spelen. Even later wil je graag met je nieuwe fiets gaan crossen. Maar je weet het: mama wil dat de nieuwe fiets mooi blijft. Je moet zuinig zijn op je nieuwe fiets en je mag er niet mee gaan crossen. Maar…. jij hebt er zo’n zin in! Je doet het toch! Je luistert niet. Als mama even later ziet dat je niet hebt geluisterd, wordt ze boos. En je krijgt straf.
Tja.. is dat eerlijk? Heb je die straf verdiend?
In het Bijbelverhaal gaat het over een man die niet naar de Heere luistert. Ik ga straks vragen waarom die man niet luisterde en wat de Heere daarna tegen die man zei.
Beginzin
‘Waarom heb je ons toch uit Egypte gehaald en naar deze woestijn gebracht?’
Vertelschets
- De Israëlieten zijn boos en zeggen: ‘Je had ons beter in Egypte kunnen laten. Waren we maar gestorven toen anderen van ons volk stierven. Het is in deze woestijn verschrikkelijk! Nergens groeit er iets en er is geen water! We zullen hier sterven van de dorst en onze dieren ook.’
- De mensen denken niet aan de wonderen van de Heere, hoe Hij hen steeds weer geholpen heeft. Ze bidden ook niet tot de Heere.
- Daar staat Mozes. Boze mensen staan om hem heen. Ze zijn boos op hem maar ook op de Heere. Mozes kan hun ook geen water geven, maar hij kan wel bidden! Samen met Aäron knielt hij neer en bidt tot de Heere.
- Wat doe jij als het moeilijk is? Bid jij tot de Heere? Vouw jij je handen of bal je je vuisten?
- Mozes bidt en de Heere verhoort het gebed van Mozes en zegt: ‘Pak je staf en roep met Aäron de mensen bij elkaar en ga naar de steenrots. Praat tegen de steen en er zal water uit komen.’
- Mozes loopt voorop met de staf in zijn hand. Als ze bij de grote steenrots komen gaan de mensen er om heen staan. Het wordt stil, alle mensen kijken naar Mozes.
- Mozes kijkt eens naar de rots. Het is een harde steen. Moet hij daar tegen praten? Die steen is zo dood, zo hard. Zal er water uitkomen? Hij denkt aan die keer dat hij op een rots moest slaan. Toen kwam er water uit. Hij is ook boos op de mensen die weer mopperen. Hij zal er nu ook op slaan.
- Mozes roept de mensen toe: ‘Luister, jullie klagen en mopperen steeds opnieuw, zullen Aäron en ik uit deze steenrots water laten stromen?’
- Hij pakt zijn staf stevig vast, zwaait hem omhoog en slaat hard op de rots. En nog een keer zwaait hij de staf omhoog en slaat op de rots.
- En dan… opeens komt er uit de rots een stroom water. De mensen komen dichterbij en drinken. Ook de dieren krijgen water. De Heere heeft ervoor gezorgd dat er weer water is. Ze waren boos en toch geeft de Heere hun water.
- Deze plaats noemen ze Meriba omdat ze gemopperd hebben en boos waren op Mozes, maar ook op de Heere.
- Maar dan roept de Heere Mozes. ‘Mozes en Aäron, jullie hebben niet naar Mij geluisterd. Mozes, je hebt op de rots geslagen en je moest er tegen praten. Je hebt Mij niet geloofd, jullie hebben Mij de eer niet gegeven. Daar zal Ik jullie voor straffen. Mozes, je mag het volk niet in het beloofde land brengen.’
- Mozes schrikt! Hij heeft gezondigd, hij had naar de Heere moeten luisteren. En nu straft de Heere hem. Hij mag het beloofde land Kanaän niet in, hij mag zijn taak niet afmaken!
- Als jij iets hebt gedaan wat niet mag, wat doe je dan? Zeg je dan ook dat je fout was? Of word je boos? Mozes werd niet boos, hij wist dat hij zondigde.
- De Heere belooft aan Mozes dat hij het land wel mag zien.
- Vlak voordat Mozes sterft, beklimt hij de berg Nebo. Hij gaat alleen omhoog. Mozes voelt dat hij bijna gaat sterven. Maar eerst zal de Heere hem boven op de berg het land Kanaän laten zien.
- Steeds hoger en hoger gaat Mozes. Nog even en dan…. Mozes kijkt naar beneden. Daar ziet hij het beloofde land Kanaän. De Heere laat hem het hele land zien.
- Dan sterft Mozes boven op de berg. Honderdtwintig jaar is Mozes. De Heere begraaft Mozes; niemand weet waar Mozes begraven is. Voor Mozes is het niet erg dat hij sterft, want hij mag voor altijd de Heere groot maken!
- De mensen zijn erg verdrietig omdat Mozes gestorven is. Dertig dagen rouwen ze, huilen ze, om Mozes. Mozes, de man die het volk leidde en zo vaak als een middelaar voor het volk tot de Heere sprak.
Slotzin
Jaren later werd er een Middelaar geboren die Zijn Vader gehoorzaam was. Hij is aan het kruis gestorven om zondige mensen te redden. De Heere kan de zonden vergeven omdat de Heere Jezus voor zondaren gestorven is. Hij kan jou naar het hemelse Kanaän brengen, naar de hemel. Heeft de Heere jouw zonden al vergeven, heeft Hij jou al gered?
Gespreksvragen
Waarom luisterde Mozes niet naar de Heere? Kun je begrijpen wat hij deed? Hoe strafte de Heere hem? Kun je dat begrijpen? Wat vind je van het volk?
Samenvatting
Telkens weer beklaagt het ongeduldige volk zich tegenover Mozes en daarmee tegen de Heere. Ze zien niet Zijn trouwe zorg maar hebben altijd wat te mopperen. Nu klagen ze over gebrek aan water en over het manna. De Heere zendt slangen in het tentenkamp. Hun beet is dodelijk. Mozes maakt, in opdracht van God, een koperen slang. Ieder die gebeten is en opkijkt naar deze slang, zal genezen.
Vragen
- Waarom moppert het volk telkens weer?
- Hoe straft de Heere hen?
- Waarom geeft Hij tóch weer redding?
- Hoe verlost Hij hen van de slangen?
- Van Wie is deze slang een teken? Kun je dat uitleggen?
- Wat kun je van deze geschiedenis leren?