Bijbelgedeelte: Johannes 4:43-54

Context
De Heere Jezus heeft Judea verlaten, de mensen hadden Hem daar verworpen. Jezus is naar Galilea gegaan. Onderweg moest Hij door Samaria. Daar heeft Hij bij de waterput een Samaritaanse vrouw ontmoet. Hij vroeg haar om water en Hij geeft haar onderwijs over het levende water. De Heere Jezus heeft verteld Wie Hij is. De vrouw vertelt in de stad wat ze heeft meegemaakt en velen gaan naar Jezus toe. Ze krijgen onderwijs van de Heere Jezus en velen geloven dat Jezus de Christus is.

Kerntekst
Johannes 4:50 De mens geloofde het woord dat Jezus tot hem zei en ging heen.

Doelstellingen

De kinderen beseffen dat de Heere Jezus almachtig is.
Ze begrijpen wat het ware geloof is: niet twijfelen aan Gods woorden door het eerst te willen zien, maar de Heere op Zijn Woord geloven.

Zingen
Psalm - 27:7; 31:1; 56:5; 145:6
ZB - ‘k Stel mijn vertrouwen
UMK - Ik geloof in God den Vader

Geloofsleer

HC vraag 21 - Een waar geloof
HC vraag 22, 23 - Wat een Christen moet geloven
NGB art. 10 -Jezus Christus is waarachtig en eeuwig God

Introductie
Stel je voor. Je loopt het schoolplein op. Een paar klasgenoten staan bij elkaar en jij loopt naar hen toe. Dichtbij hen is een grote plas. Het heeft die nacht veel geregend. Een van de kinderen uit jouw klas zegt: ‘Ik kan daar makkelijk overheen springen!’ Een jongen roept: ‘Dat wil ik weleens zien! Ik wil het eerst zien, voordat ik dat geloof!’ Jij knikt, jij wilt het ook eerst zien, dan geloof je het pas.
Wie uit de geschiedenis van vanmorgen willen eerst zien, voordat ze Jezus geloven? En wie gelooft Jezus wel, voordat hij iets gezien heeft? Dat vraag ik na de vertelling weer.

Beginzin
Heel stil gaat de man de kamer binnen.

Vertelschets

In de hoek van de kamer staat een bed. De man loopt naar het bed. Met bange ogen kijkt hij naar zijn zoon, die op het bed ligt. De jongen beweegt onrustig. Het zweet staat op zijn voorhoofd. Praten kan hij niet meer, hij is zo ziek. De man zucht. Zou zijn kind sterven? Hij gaat naast het bed zitten en kijkt naar zijn zoon. Het gaat niet goed! Nog even… en zijn kind leeft niet meer!
De volgende morgen staat de vader naast het bed. Nog even kijkt hij. Hij neemt het gezicht van zijn zoon in zich op. Dan verlaat hij de kamer.
Even later verlaat hij Kapernaüm en gaat de weg op richting Kana. Hij loopt stevig door. Het is een deftige en rijke man. Het huis waar hij woont is een mooi huis. Hij is een hoveling, een dienaar van koning Herodes. Hij heeft geld genoeg, maar wat heeft hij daaraan als zijn kind zo ziek is en misschien wel sterft?
De weg loopt omhoog. De hoveling moet ongeveer 25 km lopen. Hijgend en zwoegend loopt hij door. Het is een pittige wandeling, zo omhoog. Maar de hoveling loopt door. Uitrusten wil hij niet, nee hij wil zo snel mogelijk bij Jezus zijn. Hij heeft gisteren gehoord dat Jezus terug is in Kana en nu gaat hij Hem opzoeken. Hij heeft gehoord welke wonderen Jezus gedaan heeft. De vorige keer dat Jezus in Kana was, heeft Hij water in wijn veranderd. Wat een wonder! De mensen hebben er veel over gepraat. Zijn zoon kan alleen door een wonder genezen en er kan maar één Iemand wonderen doen, en dat is Jezus.
Jezus heeft Judea verlaten en is weer naar Galilea gegaan, naar het stadje Kana. De mensen in Judea wilden Hem niet horen! Hij was daar niet welkom. In Galilea is dat anders. Daar zijn de mensen nieuwsgierig. Ze willen Hem graag ontmoeten omdat Hij wonderen doet. Ze hebben Hem nodig voor Zijn wonderen.
Waarom heb jij de Heere Jezus nodig? Heb je Hem nodig omdat Hij kan helpen op school? Heb je Hem nodig omdat Hij je zonden kan vergeven? De Heere wil dat je naar Hem toe komt en voor Hem buigt. Hij wil dat je Hem vraagt om vergeving!
Als de hoveling in de stad komt, ziet hij een grote groep mensen. Daar moet hij zijn. Hij dringt zich door de mensen heen, hij moet zo snel mogelijk Jezus zien en spreken. Nog een paar mensen en dan staat hij voor Jezus.
‘Heere, help mij! Ga met mij mee en genees mijn zoon.’ Daar staat die belangrijke dienaar van koning Herodes. Hij vraagt aan Jezus of Hij met hem mee wil gaan. Deze man hoefde nooit iets aan iemand te vragen. De mensen moesten naar hem luisteren en hem gehoorzamen. En nu vraagt hij aan de Heere Jezus of Hij met hem mee wil gaan. Hij is van Jezus afhankelijk.
De Heere Jezus kijkt hem aan. ‘Als jullie geen wonderen zien, dan geloven jullie niet.’ zegt Jezus. De mensen willen graag wonderen zien en dan pas willen ze geloven dat Jezus de Zoon van God is. De Heere wil dat wij geloven, zonder dat we iets gezien hebben. Hij wil dat we Hem op Zijn woord geloven.
Daar staat de hoveling, hij denkt aan zijn lieve jongen. Hij ziet in gedachte het gezicht van zijn jongen. Straks is het te laat! ‘Heere, kom, voordat mijn kind sterft!’
Wat zal Jezus doen? Jezus kijkt hem aan en zegt: ‘Ga heen, uw zoon leeft.’ Blijdschap komt in het hart van de hoveling. Mijn zoon leeft! Hij gelooft wat de Heere tegen hem zegt. Hij vraagt niet of Jezus toch nog met hem mee wil gaan, hij zegt niet: Ik wil eerst mijn zoon zien. Nee, de man gelooft wat Jezus heeft gezegd.
De volgende dag gaat hij terug naar Kapernaüm. Nu loopt de weg naar beneden. De hoveling stapt stevig door. Straks zal hij thuis zijn, bij zijn zoon. Zijn zoon die leeft, die gezond gemaakt is! Hij heeft het nog niet gezien, maar hij gelooft wat Jezus heeft gezegd.
Als hij een poosje onderweg is, ziet hij dat er mannen aankomen. Hij kijkt nog eens goed. Die mannen kent hij, het zijn zijn knechten. Hun gezichten staan blij. ‘Uw zoon leeft!’ roepen ze.
Wanneer ging het beter met mijn zoon? De mannen denken even na: gisteren om één uur, aan het begin van de middag.
Gisteren, aan het begin van de middag? Om één uur? Toen was hij bij Jezus. Toen zei Jezus tegen hem: ‘Uw zoon leeft!’ Wat een wonder! Dankbaarheid en blijdschap vervult zijn hart. Zijn zoon leeft. Jezus heeft hem beter gemaakt. Jezus, de Zoon van God. Er is geloof in zijn hart.
Als hij thuiskomt, vertelt hij wat er gebeurd is. Ook wordt er verteld wat er thuis met zijn zoon gebeurd is. De mensen in dat huis zijn blij. Ze geloven dat Jezus de Zoon van God i

Slotzin
Ze geloven dat Jezus de Zoon van God is. En jij?

Gespreksvragen
Welke mensen wilden het eerst zien, voordat ze het konden geloven?
Wie geloofde wat de Heere Jezus zei, voordat hij iets gezien had?
Geloof jij wat de Heere Jezus zegt?
Wat zegt de Heere tegen jou?
Geloof je dat de Heere ook vandaag wonderen kan doen? Noem eens een groot wonder.

Samenvatting
De Heere Jezus komt in Kana waar een Koninklijke hoveling naar Hem toekomt. Zijn zoon is ziek. De Heere zegt dat hij naar huis moet gaan omdat zijn zoon leeft. Als hij naar huis loopt, komen de knechten al op hem af om te vertellen dat zijn zoon weer beter is. De koorts is geweken op het moment dat de Heere zei dat zijn zoon leefde. Hij en zijn gezin geloven in de Heere.

Vragen