Bijbelgedeelte: Jesaja 36

Context
In het hoofdstuk hiervoor lezen we over de heerlijke toezeggingen die de HEERE Zijn volk doet. Hij zal Zijn volk gaan verlossen, de blinden zullen weer zien, de doven horen, de kreupelen springen en alle verdriet zal plaats maken voor blijdschap. De beloften die daar gedaan worden, gelden in eerste instantie het volk Israël, maar in geestelijke zin alle gelovigen. In hoofdstuk 36 lezen we echter eerst hoe Gods volk te maken krijgt met verdrukking, hier in de vorm van het machtige Assyrië.

Kerntekst
Jesaja 36:4b Zo zegt de grote koning, de koning van Assyrië: Wat vertrouwen is dit, waarmede gij vertrouwt?

Doelstelling

De kinderen kennen de geschiedenis van de belegering van Jeruzalem.
Ze leren hoe satan (soms door middel van mensen) er altijd op uit is je vertrouwen in God aan het wankelen te brengen. Ze leren dat ze hun vertrouwen alleen op de Heere moeten stellen.
Ze beseffen dat je nooit Gods Naam voor verkeerde, eigenzinnige doeleinden mag gebruiken.

Zingen

Psalm 14:1,2; 25:1; 27:1,2,4; 35:1,2,4
ZB - Als g’ in nood gezeten / Een vaste burcht is onze God / U bent mijn schuilplaats Heer’ / ‘k Stel mijn vertrouwen

Geloofsleer

HC zondag 36 - Over het ontheiligen van Gods Naam
HC vraag 127 - Bede om bescherming tegen de boze
NGB art. 13 - Gods voorzienigheid en regering van alle dingen

Introductie
Wie van jullie heeft het volgende wel eens meegemaakt. Het had een paar dagen gevroren. Op een sloot of water in de buurt lag een laagje ijs. Het zag er zo betrouwbaar uit. Alsof je er zo overheen kon lopen. Voorzichtig zette je een voet neer. Er gebeurde niets. Je zette nog een stap. En nog één. Ineens: een luid gekraak! Dat ijs wat zo sterk leek, bleek helemaal niet betrouwbaar. Je dacht dat het je zou houden, maar dat was niet waar. Je vertrouwde erop dat het ijs dik genoeg was, maar je kwam bedrogen uit.

Beginzin
Buiten de stadsmuur van Jeruzalem krioelt het van de soldaten. Rabsaké, de generaal van de Assyrische koning Sanherib, is met een groot leger tot aan de poorten van Jeruzalem gekomen, nadat hij al heel wat steden van Juda had ingenomen.

Vertelschets

Drie belangrijke mannen, Eljakim, zoon van de hofmeester Hilkia, Sebna de schrijver en Joah, zoon van een kanselier, zijn er door koning Hizkia op uit gestuurd om te horen wat Rabsaké te zeggen heeft.
Voor de stadsmuur treffen ze elkaar en spottend begint Rabsaké te praten. ‘De grote koning van Assyrië vraagt aan jullie koning Hizkia hoe hij het in zijn hoofd haalt te denken dat hij het tegen mij op kan nemen. Waar vertrouwt hij eigenlijk op? Denkt hij soms dat de farao van Egypte hem helpen zal?
Je kunt net zo goed met je hand op een rietstok leunen. Zoals die rietstok je hand doorboort, zo heb je aan Egypte helemaal niets in de strijd tegen mij.
Of vertrouwen jullie soms op de HEERE jullie God? Die God van Wie Hizkia gezegd heeft dat de Israëlieten zich alleen voor Hem moeten neerbuigen? Wat een lacher.’ En smalend, spottend, lacht Rabsaké. ‘Zelfs al zouden wij jullie tweeduizend paarden geven, dan zouden jullie nog niet eens genoeg ruiters kunnen leveren. Nee, jullie vertrouwen op de wapenmacht van Egypte. Maar reken maar dat jullie tegen ons grote leger niets kunnen beginnen. Sterker nog, jullie God heeft mij Zelf de opdracht gegeven om jullie land te verwoesten.’
Op de stadsmuur luisterden de Joodse soldaten bevreesd mee. Ook al komt Rabsaké uit Assyrië, hij beheerst de Joodse taal heel goed. De mannen op de muur kunnen dus alles verstaan. Eljakim, Sebna en Joah zeggen daarom tegen hem: ‘Praat toch Syrisch tegen ons, dat verstaan wij ook, zodat de mannen op de muur niet alles horen wat u zegt.’ Ze zijn bang dat de mannen anders de moed zullen verliezen.
Maar Rabsaké zegt: ‘Denkt u nu echt dat mijn meester me naar uw meester en u gestuurd heeft om alleen tegen jullie dit alles te zeggen? Ik wil juist dat de mannen op de muur dit horen. Als Sanherib de stad gaat belegeren zal de nood en de honger binnen de muren zo groot worden dat ze hun eigen uitwerpselen zullen gaan eten en hun plas zullen drinken.’
Vervolgens richt Rabsaké zicht tot de mannen op de muur en schreeuwt in het Joods: ‘Hoor de woorden van de grote koning, de koning van Assyrië. Laat uw koning Hizkia u niet bedriegen, want hij zal u niet kunnen redden. Luister niet als Hizkia zegt dat de HEERE uw God u kan beschermen tegen de Assyriërs.
Als jullie je overgeven, kunnen jullie gewoon blijven leven van de opbrengst van je land. En als ik kom om jullie mee te nemen naar mijn land, dan zul je het daar ook goed hebben. Hizkia bedriegt u als hij zegt dat de HEERE u redden kan, want kijk eens naar de volken om jullie heen. Wij hebben ze allemaal veroverd. Hun goden konden hen blijkbaar niet beschermen! Is er ook maar één god geweest die dat kon? Nee! Zou de HEERE van Israel jullie dan wel uit mijn klauwen kunnen redden?’
Zo schreeuwde Rabsaké maar door. Maar niemand gaf antwoord. Zo had koning Hizkia het bevolen.

Slotzin
Nadat Rabsaké uitgeraasd was, gingen Eljakim, Sebna en Joah met gescheurde kleren, als teken van rouw, terug naar Hizkia en vertelden hem alles wat Rabsaké gezegd had.

Gesprek

Wat vind jij in je leven heel belangrijk? Ga voor jezelf eens na waar jij je vertrouwen op stelt. Is dat op mensen, op dingen, of op de HEERE?
Heb je wel eens een situatie meegemaakt waarin de Heere belachelijk werd gemaakt? Waarin gespot werd met godsdienst? Hoe reageerde je toen?
Zijn er omstandigheden in je leven die jou ontmoedigen? Wat kun je uit dit gedeelte leren?

Samenvatting
Als Hizkia koning is over Juda belegert Sanherib, de koning van Assyrië, Jeruzalem. Sanherib stuurt zijn knecht Rabsake naar Jeruzalem. Rabsake zegt tot Eljakim, de hofmeester van Hizkia, dat de koning vriendschap moet sluiten met Assyrië. Denkt Hizkia nu echt dat de Heere hen zal bevrijden? Rabsake zegt zelfs dat de Heere hem naar Jeruzalem gestuurd heeft! En Rabsake roept heel hard, zodat alle inwoners van Jeruzalem het kunnen horen: 'Laat Hizkia u niet bedriegen. Hij zal u niet kunnen redden. En ook uw vertrouwen op de Heere zal niet helpen. Ik heb al veel volken overwonnen en geen enkele god heeft mij tegengehouden.' Maar niemand zegt iets terug, zoals koning Hizkia hen verboden had.

Vragen