Quiz woordeloos boek - Wit

Doel

• Herhaling voor de kinderen.
• De boodschap (nogmaals) persoonlijk maken.
• Evaluatie voor jezelf.
• Ontspanning.

Uitvoering

• Plak over een dartbord een bord van papier met vakjes waarin zonden staan (hou het bij zonden die kinderen tegen elkaar doen, om te voorkomen dat er oneerbiedig over God gesproken wordt): jaloers zijn, afpakken, liegen, schelden, roddelen, schoppen, ongehoorzaam zijn, dingen kapot maken.
• Bevestig een hartje van papier aan de dartpijltjes.
• Zeg tegen de kinderen dat als God liefde in je hart geeft, de liefde het wint van die nare zonden.
• Als een kind een vraag goed beantwoordt, mag het een keer (of drie keer) gooien. Eventueel maak je twee groepen en koppel je punten aan de vakken.

Vragen

1. Waarom dacht Paulus eerst dat hij heel goed was?
2. Hoe kon je merken dat zijn hart toch donker van zonde was?
3. Wat ging Paulus doen in Damascus?
4. Wie kwam er onderweg bij Paulus?
5. Hoe reageerde Paulus?
6. Wat veranderde er bij Paulus?
7. Wie komt er in je hart wonen als je in de Heere Jezus gelooft?
8. Hoe voelden Paulus en zijn vriend zich in de gevangenis?
9. Hoe kun jij getroost worden als jij het moeilijk hebt?
10. Doet Paulus alles goed nu zijn leven nieuw is?
11. Waarom maakt God Paulus' ogen niet beter?
12. Waarom is Paulus in Rome?
13. Wat kun jij voor de Heere Jezus doen als je in Hem gelooft?
14. Is Paulus bang om gedood te worden?
15. Waarnaar verlangt Paulus nog meer?
16. Hoe kan jouw leven echt nieuw worden?

Antwoorden

1. Hij deed goed zijn best voor God.
2. Hij hield niet van de Heere Jezus, hij was jaloers op Stefanus en hielp Stefanus te doden.
3. Christenen vervolgen.
4. De Heere Jezus.
5. Hij schrok verschrikkelijk.
6. Hij dacht niet meer dat hij zelf goed was, maar ging vragen aan God wat hij moest doen. Hij geloofde in de Heere Jezus. Hij kreeg de Heere Jezus lief en ging en over Hem vertellen.
7. De Heilige Geest/de Geest van de Heere Jezus/de Heere Jezus.
8. Ze waren blij omdat ze bij Jezus hoorden.
9. Als de Heilige Geest in je hart woont, laat Hij je aan de Heere Jezus denken.
10. Nee, hij vecht tegen de zonde. Hij vertelt het aan de Heere Jezus. Hij is blij dat Jezus hem van de zonde verlost.
11. Hij mag niet trots worden en denken dat hij zelf alles kan. Hij moet denken aan Jezus, die alles goed maakt.
12. Hij is er gevangen.
13. Anderen over Hem vertellen.
14. Nee, dan zal hij voor altijd bij de Heere zijn.
15. Dat de Heere Jezus terugkomt en alles nieuw maakt.
16. Als je in de Heere Jezus gelooft, komt Hij in je hart wonen met Zijn Geest.