Kerstverhaal - Ik droomde dat je vrij was

Een kerstverhaal dat zich afspeelt in de Tweede Wereldoorlog. Esther en haar moeder zijn Joodse christenen. Ze zitten gevangen in kamp Westerbork. Vlak voor haar sterven in het kamp droomt moeder dat Esther vrij is. Dit spoort Esther er toe aan om te ontsnappen.

Ik droomde dat je vrij was

Augustus 1943 - oorlogstijd.
Schril snerpen de fluitjes in de vroege morgen. Hard wordt er op de deuren gebonkt. "Aufstehen, schnell, schnell", wordt overal geschreeuwd. Ruw wordt iedereen gewekt uit de slaap; een slaap, die even alles deed vergeten. In de vrouwenbarak wrijft Esther de slaap uit de ogen. Is het nu al weer dag? Als een blok heeft ze geslapen. "Opstaan, moeder", en zacht duwt Esther haar moeder tegen de schouder. Moeder doet even de ogen open, draait zich om en slaapt weer verder. Esther duwt de smoezelige deken vol gaten van zich af en buigt zich over haar moeder heen. "Moeder, moeder, opstaan! Schiet nu op, over vijf minuten moeten we op het appèl verschijnen."
Ik ben ziek", zegt moeder zacht, "laat me maar liggen.
Ach moeder, nee toch? Wat hebt u dan?", vraagt Esther bezorgd. De andere vrouwen in de barak slaan geen acht op die twee. Snel worden de dekens opgevouwen en het stro recht gelegd. De enkele gelukkige eigenares van een paar schoenen schiet deze vlug aan en dan haasten allen zich naar buiten. Reeds wordt er buiten geschreeuwd: "Vortmachen!

Esther, een Joods meisje van 14 jaar, zit met haar moeder gevangen in het concentratiekamp Westerbork, tussen Hoogeveen en Assen. Haar vader is in 1941 al opgepakt. Vele maanden hoorden ze niets van hem, totdat er via-via in februari van dit jaar bericht kwam, dat hij in het beruchte kamp Dachau overleden was. Esther en haar moeder zaten ondergedoken bij een gezin in Apeldoorn. Maar op een kwade dag werd hun huis overvallen door de Duitsers. Ondanks dat ze een goede schuilplaats hadden, werden ze toch ontdekt door de Duitse speurneuzen. Sinds die tijd zitten ze in Westerbork, vijf weken nu al en hoe lang nog? 't Is bij iedereen bekend dat de gevangenen hier nooit lang blijven, hoogstens twee maanden. Dan volgt er verder transport naar Duitsland en dan ... ? De dood? Esther slaat geen acht op de andere vrouwen die langs hen heen schuifelen. Ze kijkt bezorgd naar haar moeder. "Ik heb koorts en pijn in m'n borst", zegt moeder. "Ik zou geen stap kunnen verzetten.” Esther pakt haar moeders hand en ze voelt hoe die dunne, benige hand trilt van de koorts. Meteen stormt er een Duitser de barak binnen om te controleren of deze leeg is. Als hij de twee vrouwen ontdekt, schreeuwt hij: "Aufstehen, jullie denken alleen maar aan slapen. Het is hier geen vakantieoord!" Hij stapt op de liggende, zieke vrouw af en geeft haar met de kolf van het geweer een por in de zij.
Opstaan, zei ik. Ben je soms doof, lui varken!
Alstublieft", smeekt Esther, "mijn moeder is ziek.
Unsinn, ziek zijn kennen we hier niet.

De Duitser pakt moeder beet, trekt haar overeind en geeft haar een duw in de richting van de deur. Moeder doet een paar wankele stappen, zakt dan door de knieën en valt languit op de vloer van de houten barak. Esther probeert de Duitser te overreden haar moeder met rust te laten. Eerst wil hij hier niets van horen, maar als moeder ook nog overgeeft, zegt hij: "Laat haar hier maar liggen, und du”, en met de loop van zijn geweer wijst hij naar Esther, "aan je werk en schnell."
Als Esther 's avonds na twaalf uur werken in de wasserij de barak weer binnenkomt, ligt moeder op bed, nu met twee dekens over haar heen, één van haarzelf en één van Esther. "Moeder", fluistert Esther, "hoe gaat het nu?"
Slecht dochter, ik leef niet lang meer.
O nee, moeder, zeg dat niet.
Jawel ik voel het. God, de Vader van onze Zaligmaker heeft het mij bekend gemaakt.
O moeder", huilt Esther, "wat moet ik beginnen zonder u?

Esther en haar moeder zijn geen gewone Joden. Ze zijn Joodse christenen. In hun onderduiktijd zijn ze tot het geloof in Jezus Christus gekomen, door een andere onderduiker. Ook het gezin waar ze ondergedoken zaten, was een christelijk gezin. Persoonlijk kwamen
ze beiden tot het geloof en kennen nu Jezus Christus als Borg en Zaligmaker. "Mij kun je wel missen, dochter", zegt moeder, "maar de Heere Jezus niet. Vertrouw op Hem, lieve dochter, Hij blijft voor je zorgen".

Esther huilt met haar gezicht in de handen. De vele andere vrouwen in de barak letten niet zo op die twee. Het is hier in dit vieze concentratiekamp aan de orde van de dag, dat er iemand ziek wordt en korte tijd later overlijdt, want veel kracht houden de mensen niet meer over. Ze krijgen meer slaag dan eten en als ze eten krijgen, dan is het niet meer dan dunne waterige soep. De hele nacht blijft Esther bij haar moeder waken. Esther ziet wel die koortsige ogen. Lang zal moeder niet meer leven.
Lieve Esther", fluistert moeder, "luister nu goed naar mij. Mijn leven is bijna voorbij. Ik ga naar mijn hemelse Vader, maar jij Esther, blijft hier alleen achter in dit verschrikkelijke kamp en straks zul je naar een ander kamp gebracht worden. Maar toch, Esther. .. " Moeder stopt even. Er komt een glimlach op haar gezicht. "Maar toch lieve dochter, heb ik een wonderlijke droom gehad. Ik droomde dat je vrij was!” Weer zwijgt ze, maar nu van vermoeidheid. Dan lichten de doffe ogen weer op. "Dank je wel, lieve schat, voor je goede zorgen.
"O moeder, o moeder", huilt Esther.
Vaarwel dochter en vertrouw op God.

Moeder zucht, sluit de ogen en is niet meer. Esther zit huilend naast het dode lichaam. Esther blijft eenzaam achter na de dood van haar moeder. Ze wordt door de Duitsers ruw behandeld en voor haar medegevangenen is ze een wetsovertreder, omdat ze een christin is geworden. Esther ziet hoe elke dinsdag wagonladingen gevangenen worden weggevoerd. Waar naar toe? Het laat weinig te raden over. Alle treinen gaan naar het oosten, naar Duitsland, waar een wreder concentratiekamp wacht. Dagelijks komen er nieuwe gevangenen. In hun ogen is nog hoop, maar hoe snel is dat verdwenen. Maar laten we op Esther letten. Ze is veranderd na haar moeders dood. Ze is in minder dan een week tijd zelfstandiger geworden. En Esther heeft hoop! Die laatste woorden van haar moeder zijn in haar ziel gegrift: "Ik droomde dat je vrij was!"

"Hoelang", denkt Esther, "zal ik hier nog blijven?" Elke dinsdag kan het mijn beurt zijn. Esther heeft een plan en het laat haar niet meer los. Ze zal trachten te ontsnappen! Maar hoe? Dat weet ze nog niet, maar ze zal ontsnappen. 's Avonds na de schrale maaltijd loopt Esther het terrein rond. 't Begint al te schemeren. Niemand let verder op haar, zolang ze maar in de buurt van de vrouwenbarak blijft. Ze staat tegen de zijkant van een barak geleund en overziet de achterkant van het terrein. Rondom het kamp is het één en al prikkeldraad, wel drie meter hoog, schat ze. Om de honderd meter staat een
wachtposthuisje op hoge poten, zodat de wachtpost alles kan overzien. Ze weet dat er overdag een wachtpost in zo'n huisje zit en 's nachts twee wachtposten. Ze ziet het machinegeweer, ze ziet het grote zoeklicht en onwillekeurig huivert ze. Vanaf de plaats waar ze nu staat tot aan het hek is ongeveer 100 meter open terrein. Tien meter voor haar staat een groot waarschuwingsbord:
VERBODEN TE BETREDEN
ER WORDT NIET GEWAARSCHUWD
MAAR DIRECT GESCHOTEN

"Hoe kom ik hier uit", overlegt Esther. De kans is klein, heel klein. Kijk daar, en haar ogen zijn gericht op het prikkeldraad, de onderste rij hangt niet op de grond, maar ongeveer 40 cm er boven. Dat is erg nauw om onderdoor te kruipen. Maar kijk eens! Net links naast die wachttoren is, door een lichte
glooiing in het terrein, de ruimte iets groter, ongeveer 60 cm. "Dat is mijn kans", fluistert Esther, "dat valt te proberen." De kans is klein, het gevaar om ontdekt te worden groot, vooral vlakbij de wachttoren, maar met Gods hulp zal ik het proberen. Esther gaat weer terug naar haar barak. Haar besluit staat vast. Morgenavond, als het helemaal donker is en iedereen slaapt, zal ze de poging wagen!

Met de ogen wijd open, handen achter het hoofd, ligt Esther te wachten. Nog even, dan zal ze vertrekken. Overal om haar heen is het zware ademhalen van slapende mensen, sommigen snurken. Elk half uur komt de wacht voorbij. Over enkele minuten moet hij weer langs komen. Direct daarna zal ze wegsluipen.
Geruisloos staat ze op. Eerst zal ze bidden. In haar zacht gebeden gebed vraagt ze of de Heere haar wil helpen en of Hij haar straks veilig wil geleiden. Na het gebed neemt Esther haar deken en slaat deze over haar schouders. Hoor! De wachtpost. Hard en angstaanjagend klinken de soldatenlaarzen in de stille nacht. Gespannen luistert Esther. Weg! Nu is het weer helemaal stil. Esther sluipt naar de deur. Gelukkig heeft deze geen slot. Zachtjes, beetje bij beetje, opent ze de deur. Dan, als de opening groot genoeg is, om er doorheen te kunnen glipt ze naar buiten. De deur sluit ze behoedzaam achter zich.

"Dat is één", denkt Esther, "nu naar de achterkant van de barak." Het is doodstil in het concentratiekamp en aardedonker. De maan is nog niet op. Bij de achterkant van de barak aangekomen, laat ze eerst haar ogen wennen aan de duisternis. Dan telt ze de wachthuisjes. Het derde wachthuisje moet ze hebben. Als ze ter hoogte van het derde wachthuisje is, zakt ze op haar hurken. "Rustig Esther", zegt ze tegen zichzelf. "Even rustig blijven wachten." Dan flitst plotseling het zoeklicht aan. Esther telt: na 30 seconden is de lamp weer uit. Hij heeft het hele terrein belicht nabij de wachttoren, zowel binnen als buiten het kamp! Dan flitst het zoeklicht aan van wachttoren vier - ook 30 seconden. Als deze uit is, gaat de lamp van toren vijf aan. Daarna is toren één weer aan de beurt. Steeds 30 seconden, dus als het zoeklicht van toren twee dooft, duurt het twee minuten totdat hij weer aangaat, rekent Esther. Dus in twee minuten moet ze bij het hek zijn. Ze blijft nog even rustig wachten. Ze slaat de deken dichter om zich heen. Het is stil in de nacht, alleen hoest er af en toe een soldaat in de wachttoren. In de verte, buiten het kamp blaft een hond. "Was ik daar maar vast", denkt Esther. Dan flitst het zoeklicht nummer drie aan. Esther telt: 27 - 28 - 29 - 30 - uit. Nu! Ze staat op en rent gebukt naar het prikkeldraadhek. Honderd meter, wat een eind is dat nog. "Voorzichtig, voorzichtig", denkt ze voortdurend. Pas op, niet vallen. Eindelijk, ze is er en zachtjes laat ze zich vallen. Waar was die plek ook al weer? Iets links van de toren. Op handen en voeten kruipt ze verder, richting de wachttoren. Dan flitst het zoeklicht van toren twee aan. Nog 30 seconden. dan moet ze bij de plek zijn.

Ha, hier. De grond glooit iets naar beneden, waardoor de opening in het prikkeldraad iets groter is.
Zoeklicht twee gaat uit, bijna onmiddellijk flitst nummer drie aan. Esther ligt roerloos op de grond. Langzaam draait het licht rond, maar het komt niet bij Esther, omdat ze bijna loodrecht onder de toren ligt. Eindelijk de lamp is uit. Esther doet eerst haar deken af. Stel je voor, dat die aan het prikkeldraad blijft haken. De deken vouwt ze zo goed en zo kwaad als het kan op en schuift deze onder het prikkeldraad door. Zo, dat is gebeurd, nu zij zelf nog! Weer flitst zoeklicht nummer drie aan. Als die uit is, schuift ze behoedzaam, stukje voor stukje onder het hek door. Het gaat net. Ze maakt zich weer zo plat mogelijk. Ja! Ze is er onderdoor, eindelijk. Nu weer wachten op het zoeklicht. Als het uitgaat moet ze direct opspringen en wegrennen zo hard als ze kan. In twee minuten moet ze zo ver mogelijk zien te komen. Westerbork ligt midden op de hei. Ze heeft een groot open terrein voor zich met allemaal kleine struikjes en misschien wel kuilen. Zacht bidt ze: "Heere, help me nu. Geef me kracht om zo ver mogelijk te lopen." Dan gaat zoeklicht nummer twee uit en flitst nummer drie aan. Weer telt Esther: 26 - 27 - 28 – 29 - 30. Uit! Nu! Het zoeklicht is maar net uit, of Esther springt op en zet het op een lopen. De deken, haar enige bezit, heeft ze onder haar arm geklemd. Wat is ze dankbaar, dat de maan nog niet op is. Onwillekeurig telt Esther onder het rennen. Eén keer dertig seconden, twee keer, drie keer, vier keer; om zijn de twee minuten. Languit laat ze zich vallen en trekt de deken over zich heen. De schijnwerper belicht eerst het gedeelte binnen de afrastering. Dan zwaait het licht naar de buitenkant. Van onder haar deken vandaan volgt ze het zoeklicht. Nu komt het haar kant op. Nog tien meter, nog vijf, nog twee, nog één meter .... De felle lichtbundel beschijnt haar nu helemaal. Zal ze opgemerkt worden? Het zweet breekt haar uit. Langzaam, tergend langzaam gaat de lichtbundel verder. En dan eindelijk: hij is voorbij. Ze ligt weer in het donker. Even later floept de lamp uit. Niet ontdekt! Ze heeft nooit geweten dat 30 seconden zo lang konden duren. Esther springt op en zet het opnieuw op een lopen. "Weg van hier", denkt ze. Hoe verder hoe beter. Eindelijk is ze buiten bereik van de zoeklichten. "Vrij", hamert het in haar hoofd, "eindelijk vrij." Weer denkt ze aan de woorden van haar moeder: "Ik droomde dat je vrij was!" Esther slaat de ogen op naar de stille sterrenhemel. Ze zegt: "Dank U, Heere, dank U, voor Uw bewarende hand."

Esther probeert zo ver mogelijk bij het kamp vandaan te komen. Ze heeft de deken weer om de schouders geslagen. Welke kant moet ze nu op? Ze weet het niet. Ze kan zich ook niet oriënteren op de sterren. Ze loopt zomaar een kant op. Ze zal wel zien waar ze terecht komt. Ze vertrouwt op God, Die haar tot hiertoe geholpen heeft. Stevig stapt ze door. Opeens staat ze voor een sloot. Wat nu, erover heen of de sloot volgen? De sloot is ongeveer drie meter breed. Dan krijgt ze een idee. De speurhonden van het kamp kunnen haar ruiken, behalve als ze door het water loopt! Voorzichtig laat ze zich in het water zakken. Gelukkig is de sloot niet diep. Ze moet haar achtervolgers proberen te misleiden. Esther ziet tot haar verrassing dat ze aan de rand van het bos staat. Hier kan ze zich mooi schuil houden. Ze wordt moe. "Nog even volhouden, Esther", zegt ze tegen zichzelf. Ze zoekt een geschikte plek om te slapen, naast een grote boom in een ondiepe kuil. Esther laat zich zakken, legt de deken over zich heen, gooit wat los hout op de deken en valt in een diepe slaap.

De hele verdere nacht en bijna de hele volgende dag slaapt Esther aan een stuk door. Pas in de avond, het moet rond acht uur geweest zijn, wordt ze wakker. Eerst kijkt ze verbaasd om zich heen, dan herinnert ze zich alles weer. Ze staat op en rekt zich eens flink uit. Jonge, wat is ze stijf. Ze beslist nog even te wachten met haar vertrek. Zo tegen twaalf uur stapt ze op. Ze is net bij de bosrand als ze iets verdachts hoort. Ze hoort stemmen! Haar hart klopt in de keel. Nu is het weer stil. Zou ze zich vergist hebben? Nee, hoor! Krakende takjes. Daar komen mensen aan! Esther verstopt zich achter een boom en houdt haar adem in. "Halt maar, jongens", klinkt een gedempt commando, "dit is de afgesproken plek. Ten oosten van het bosje zou er gedropt worden ." Wat heeft dit alles te betekenen? Ze telt de schimmige gestalten van acht personen. Esther kan alles vanuit haar schuilplaats volgen. Ze begrijpt er niets van. Het zijn in ieder geval Hollanders. Maar zijn ze te vertrouwen? Dan hoort Esther in de verte het ronken van een vliegtuig. Het geluid van de motor wordt steeds sterker. "Daar is ie, daar is ie ", schreeuwt iemand. "Lampen aan!" Esther ziet een groene en witte lamp aanflitsen. Even maar, dan zijn ze weer uit. Het vliegtuig moet nu vlak boven hen zijn. "Hij heeft ons gezien!", roept iemand opgewonden, "hij seinde terug." Een andere stem, blijkbaar van de leider, zegt: "Let op! Zodra hij terug komt, lamp aanhouden tot alles gedropt is." Voor de tweede maal komt het vliegtuig over. Nu lager en langzamer. Tot Esthers stomme verbazing hangen er opeens wel tien parachutes in de lucht. "Dat zijn ze, jongens", wordt er geroepen , "zoeken maar." Een half uur lang wordt er door de mannen hard gewerkt. Esther ziet hoe grote containers op een wagen geladen worden. Esther is in tweestrijd . Zal ze tevoorschijn komen? Zijn die mannen wel te vertrouwen? Ze komt tot de conclusie dat het goede Hollanders zijn. Ze doen hier dingen, die de Duitsers niet mogen weten. Ze komt uit haar schuilplaats tevoorschijn, stapt naar de bosrand en loopt naar de man die de bevelen gaf. "Hé, Kees , kijk eens achter je", roept één van de mannen verschrikt uit. De man, die met Kees aangesproken wordt, draait zich met een ruk om en kijkt Esther met grote ogen van verbazing aan. Hij heeft het wapen in de aanslag. "Wie ben jij? Wat doe jij hier?"

O meneer ", zegt Esther met smekende stem tegen de leider van de Ondergrondse, "alstublieft zeg mij of u een goede Hollander bent." "Of ik een goede Hollander ben?" herhaalt de man. Alle mannen zijn opgehouden met werken en komen naderbij. Dat hebben ze nog nooit meegemaakt, dat er zomaar midden in de nacht een meisje uit het bos tevoorschijn komt. "Waarom wil je dit weten? Ben jij wel te vertrouwen, ben jij wel een goede Hollander?
Esther antwoordt met neergeslagen ogen: "Ik ben een Jodin, Esther is mijn naam." "Kijk, kijk, daar komt zomaar een Joods meisje uit het bos aanlopen. Nou, wees maar gerust kind, je bent bij goed volk." Esther slaakt een zucht van verlichting. "O meneer, mag ik met u mee?"
Nou dat kunnen we wel regelen denk ik, maar eerst wil ik weten hoe je hier terecht bent gekomen.

Dan vertelt Esther haar verhaal. De mannen zijn diep onder de indruk. Zo'n jong meisje en dan zonder hulp ontsnapt uit het kamp Westerbork. De leider van de groep steekt zijn hand uit. "Kees is mijn naam, leider van de plaatselijke Ondergrondse. Dit is een deel van onze ploeg. Vannacht zijn er wapens gedropt om onze strijd tegen de Duitsers voort te zetten. Ze komen regelrecht uit Engeland. Maar genoeg gepraat nu, we gaan snel naar huis. Stel je voor dat de Duitsers komen kijken waarom hier een vliegtuig zo laag vloog." Esther mag op de kar zitten. Na een rit van een half uur over smalle paadjes, komen ze aan bij een afgelegen boerderij. Als ze het erf op komen rijden, staan de grote staldeuren open.

Ze rijden direct naar binnen en ze zijn nog maar net binnen of de deuren worden gesloten en de lampen aangestoken. Kees gaat met Esther de boerderij in. In de keuken is een vrouw bezig in een grote pan soep te roeren. Die is voor de jongens straks." Hallo Dina", groet Kees, "ik heb een gast meegebracht." Hij duwt Esther zachtjes voor zich de keuken in. De ogen van Dina, Kees' vrouw, worden groot van verbazing. "Wel heb ik ooit", zegt ze. "Kom hier meid", en Esther krijgt een stevige hand. "Wat zie je eruit! Geeft niks hoor, kleren zat. Ga zitten, ga zitten." Dina is één en al bedrijvigheid. “Schuif maar aan de tafel. Hier, voor jou." En Esther krijgt een bord vol tomatensoep. Esther voelt nu pas dat ze honger heeft . "Dank u wel mevrouw."
Niks geen mevrouw, zeg maar gewoon Dina hoor. Kees is mijn man. Hoe heet jij?
Esther." 't Kan eigenlijk niet missen. Echt een Joodse naam. Voordat Esther aan haar soep begint, vouwt ze haar handen en sluit de ogen voor een gebed. Dina en Kees kijken verbaasd toe. Als Esther klaar is met haar gebed zegt Kees: "Ben jij een christen?
Ja Kees, mijn moeder en ik zijn in Apeldoorn tijdens onze onderduikperiode tot geloof gekomen.
Als Esther de soep op heeft, moet ze eerst haar levensverhaal vertellen. Kees en Dina zijn diep ontroerd. Dan zegt Dina: "Genoeg gepraat nu. Ik heb heet water voor je klaar. Eerst in bad en dan lekker in bed. Je kunt van mij wel zolang kleren krijgen."
Esther", zegt Kees, "je kunt wat ons betreft zolang de oorlog duurt bij ons blijven. Hier ben je behoorlijk veilig.
Esther kijkt met tranen in haar ogen de beide mensen aan. Stamelend zegt ze: "Ik weet niet hoe ik jullie bedanken moet. Wat is God toch goed, dat Hij voor mij zorgde tijdens mijn vlucht en ook nu. Hij heeft jullie willen gebruiken om de droom van mijn moeder tot werkelijkheid te maken: "Ik droomde dat je vrij was!"

Auteur: Jac. Hoefnagel



Nog beter in vorm raken?

Wij komen graag langs voor toerusting op maat! Bekijk de dienstenpagina voor ons aanbod of stel je vraag via lydia@goedinvorm.nu.

NEEM CONTACT OP

Heb je een tip?

Deel met ons je idee!

STUUR JE TIP IN

Kerstverhalen

Meer

De glinsterende kerstbal

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

De vergeten oorlog

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Een geheime, eigen Bijbel

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Een kleurrijke kerst

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Het mandje in de sneeuw

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Kerst op de kinderafdeling

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Kerstverhaal - Abul de vluchteling

10 november 2020
Een kerstverhaal over Abdul uit Soedan en zijn vlucht naar Nederland. Daar hoort hij over de Heere Jezus.
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - Andrej

5 januari 2021
Een kerstverhaal over het liefhebben van je naaste. De moeder van Andrej helpt een arme, zieke vrouw door haar in huis te nemen. Andrej is er niet zo …
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - Ashra de asielzoeker

10 november 2020
Een kerstverhaal over een christelijk gezin dat in Nederland asiel zoekt. Ashra moet met zijn familie vluchten. De paspoorten die vader gekocht heeft …
+
Ontwikkeld door

Kerstverhaal - Aydin uit Turkije

10 november 2020
Een kerstverhaal over christenvervolging in Turkije. Aydins vader is moslim en haat christenen. Aydin moet Husnur, die aardige jongen uit het dorp, …
+
Ontwikkeld door
LCJ

Kerstverhaal - De begraven schat

10 november 2020
Een kerstverhaal over een verborgen schat, dat zich afspeelt in Noord-Korea.
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - De laatste zal de eerste zijn

10 november 2020
Alle kinderen uit de klas hebben geld opgehaald voor een goed doel. Dirk kan het niet goed hebben dat juist 'simpele' Daantje het meeste geld …
+
Ontwikkeld door
BHZ

Uitgelichte items

Avondmaal

30 oktober 2020
Het Avondmaal laat zien dat de Heere Jezus Zijn lichaam en bloed geofferd heeft tot vergeving van de zonden. Als je door het geloof het Avondmaal …
+
Ontwikkeld door

Belijdenis doen

5 januari 2021
Ik zou het als een grote zegen zien als jij door deze inleiding een verlangen krijgt naar het doen van openbare geloofsbelijdenis, omdat de Heere …
+
Ontwikkeld door
LCJ

Stel je eigen inspiratielijst samen

Voeg met behulp van het gele plusje items toe aan je inspiratielijst. Alles in één lijstje overzichtelijk bij elkaar voor jouw clubavond of activiteit!