Kerstverhaal - Het geheim van vergeving

Een kerstverhaal dat zich afspeelt in Zuid-Soedan

Het geheim van vergeving

Pang, pang. Akol schrikt wakker. Wat is dit? In het dorp in Zuid-Soedan is het stil. Het is immers midden in de nacht? Weer hoort hij: pang, pang. Nu is het geluid dichterbij. Hij gaat rechtop zitten, houdt zijn hand achter zijn oren en luistert goed. Ret-tè-ke-tè-ke-tek. Is het vreemde geluid verder weg? Of dichterbij? Het zullen toch geen… Akol houdt zijn adem in. Moet hij moeder en de anderen wakker maken? Hij wacht even… Opgelucht haalt hij adem. Gelukkig, hij hoort het niet meer. Met zijn handen onder zijn hoofd gaat hij op het slaapmatje liggen. Hij is te wakker om direct te kunnen slapen.
Hij denkt aan die akelige dag, nu ruim twee jaar geleden. Hij ziet het allemaal opnieuw voor zich. Hij kwam met de koeien terug in de buurt van het dorp. Vanuit de verte had hij een vreemd geluid gehoord, maar hij wist niet wat het was. Wat hij toen zag aan de kant van de weg, hij vergeet het nooit meer. Een aantal mannen was zomaar neergeschoten. Zijn vader ook. Hij was naar hun hut gerend. In een donker hoekje zat zijn moeder met zijn broertje en de twee zusjes. ‘Mam’, had hij gegild, ‘mam, wat is er gebeurd?’ Zijn moeder snikte zachtjes. ‘Soldaten van de Nuer-stam…’ Ze had verder niets gezegd, maar Akol had het begrepen. Een dag later hadden ze al de mannen even buiten het dorp begraven.

Na een tijdje valt Akol toch in slaap. De volgende morgen vraagt hij aan zijn moeder, als hij ziet dat de anderen niet in de buurt zijn: ‘Hebt u dat schieten vannacht gehoord?’ ‘Schieten?’, vraagt ze verbaasd. ‘Nee, ik heb geslapen.’ Even zwijgt ze, dan gaat ze verder: ‘Akol, je moet oppassen. Ik hoorde in het dorp dat er in de omgeving weer allerlei soldaten rond lopen. In de stad vechten de soldaten van Nuer-stam en onze Dinka-stam met elkaar.’ Akol knikt. Hij heeft het ook gehoord van de grotere jongens. Hij vraagt zich alleen af waarom moeder zo rustig kan blijven. Komt dat soms omdat ze de laatste tijd zoveel leest? Ze heeft een paar maanden geleden een boekje gekregen met daarin een paar Bijbelboeken in hun eigen stamtaal. Elke dag leest ze een stukje voor na het avondeten. Vaak ziet Akol haar met gesloten ogen en gevouwen handen bij de hut zitten.

‘Haal je samen met Joseph water? Dat kan nog wel voor je met de koeien weggaat.’ Akol pakt de grote jerrycans en roept: ‘Joseph, ga je mee?’ Zijn broer pakt de lange stok, hangt er twee lege jerrycans aan en legt ze op zijn schouders. ‘Nu zijn ze niet zwaar’, zegt Joseph. Ze lopen naar de waterpomp in het midden van het dorp. Joseph zet een plastic kan onder de kraan en laat die vollopen. ‘Makkelijk hè, met die kraan.’ ‘Nou’, reageert Akol, ‘dit water is ook veel schoner. Gelukkig worden we niet meer ziek van het vieze water.’ Vroeger moest hij elke dag naar de waterplas. Het water van de plas was soms bruin. Zeker in de droge tijd, net als nu. Het smaakte vies en er zaten soms allerlei beestjes in. Moeder kookte het water altijd voor ze het gebruikten, maar vaak hadden ze diarree.

Voorzichtig lopen ze na een tijdje terug naar de hut. ‘Geen water knoeien, Joseph. Langzaam lopen’, zegt Akol. ‘Ik doe echt voorzichtig’, antwoordt Joseph. ‘Je doet alsof ik een kleine jongen ben.’ ‘Nee, ik vind het fijn dat je me helpt. We hebben nu genoeg water voor twee dagen. Ga je straks naar school?’ Blij kijkt Joseph hem aan. ‘Gelukkig wel. Veel leuker dan op de koeien passen.’

Als ze bij de hut komen, heeft moeder het eten klaar. Voor de hut staat een schaaltje ugali (een dikke pap van sorghum-meel). Iedereen krijgt een beker thee, die moeder zelf gemaakt heeft van mango- en guavebladeren. ‘Goed voor je gezondheid’, zegt ze altijd. Voor ze beginnen, dankt ze de Heere voor het eten. Ze vraagt ook of God hen deze dag wil bewaren, omdat er allerlei gevaren zijn. Trilt haar stem een beetje?
Akol kijkt haar aan, maar ze legt haar vinger op haar mond. Met haar ogen kijkt ze naar de jongere kinderen. Akol begrijpt het: ze wil Joseph en de meisjes Rutha en Sarah niet bang maken.

‘Kom je op tijd naar huis, Akol?’, vraagt ze even later. ‘Het is de avond voor Kerst. Ik heb aan verschillende mensen in het dorp gevraagd of ze komen zingen.’ ‘Ik zal mijn best doen’, antwoordt hij. Hij drijft de koeien uit de omheining en loopt in de richting van de rivier. In de droge tijd is daar het meeste gras te vinden. Pfff, het is best warm. Hij veegt het zweet van zijn voorhoofd. Als hij een goed plekje voor de koeien gevonden heeft, gaat hij onder een boom zitten. De koeien grazen en hij hoeft alleen maar te kijken of ze niet te ver weg lopen.
Hij denkt aan de afgelopen nacht. Hij rilt als hij zich de geweerschoten herinnert. Zullen de soldaten ook naar hun dorp komen? Hij hoopt het niet. Misschien moeten ze dan vluchten. Hij heeft verhalen gehoord van mensen die alles achter hebben moeten laten. Soms konden ze niet eens hun kleren meenemen. Hij wordt boos op de mannen van de Nuer-stam. Waarom willen ze steeds hun beesten stelen? Waarom willen ze ruzie in het land? Ze vechten zelfs tegen hun eigen landgenoten. Ze hebben zelfs zijn eigen vader… Als hij daaraan denkt… Hij wordt steeds bozer. Als hij ouder is, zal hij een geweer kopen en dan… Van die gedachte schrikt hij. Maar zijn moeder dan? En de andere kinderen? Wie moet er voor hen zorgen? Vader kan het niet meer. Daarom kan hij niet naar school. Akol weet het niet meer. Was hij maar net zo rustig als moeder.

Als de zon haar hoogste punt voorbij is, drijft Akol de koeien bij elkaar en loopt in de richting van het dorp. Ze hebben genoeg gras gehad. Onderweg kunnen ze even drinken bij de waterplas en dan is hij mooi op tijd terug.
‘Nog bijzondere dingen gezien?’, vraagt moeder als hij bij de hut komt. Akol schudt zijn hoofd. ‘Wat kijk je somber’, zegt ze. Ze kijkt hem doordringend aan. ‘Is er iets gebeurd?’ Weer schudt Akol. ‘Nee, maar ik denk steeds aan de soldaten.’ ‘Dat begrijp ik, Akol. Maar vergeet niet dat God voor ons wil zorgen. Ook nu. Wat is Hij goed voor ons. Wij hebben nog zoveel. Als ik denk aan al die mensen die in een vluchtelingenkamp zitten.’ ‘Misschien moeten wij ook vluchten’, stoot Akol eruit. Het klinkt als een schreeuw. ‘Akol, ook dan zal de Heere bij ons zijn.’ Akol begrijpt het niet. Is zijn moeder niet bang? Waarom is ze zo rustig? Komt dat door haar geloof in God?

Na het avondeten wordt het snel donker. Moeder heeft een gaslamp aangestoken. Zo is het in de hut toch een beetje licht. Al gauw komen enkele mensen de hut binnen: buurman Moses met zijn vrouw en kinderen, de meester van de klas van Joseph, de juf van Rutha en Sarah. ‘Akol, pak jij even je trommel?’ Eigenlijk heeft hij helemaal geen zin om te zingen. Hij kan niet blij zijn, maar toch pakt hij zijn muziekinstrument. Even later klinken de kerstliederen door het dorp. Ze zingen het ene lied na het andere lied over de geboorte van de Heere Jezus: ‘Njoni na furaha, Enyi wa Imani.’ (=Komt allen tezamen, jubelend van vreugde.) Akol slaat het ritme op zijn trommel. Al zingend wordt hij enthousiast.

Hij schrikt als hij een schaduw langs het raam ziet gaan. Hoort hij iets? Verwacht moeder nog meer mensen? Of…? Hij stopt met trommelen. Moeder hoort het. Ze kijkt hem vragend aan. Hij kijkt naar het raam. Weer een schaduw. Dus toch…? Als het lied uit is, zegt moeder: ‘Ik zie wat voorbij het raam komen en het lijkt of ik iets hoor.’ Akol ziet de anderen schrikken. Buurman Moses zegt: ‘Zal ik gaan kijken?’ De meester schudt zijn hoofd en zegt: ‘Dat is niet verstandig. Als het soldaten zijn… wij zijn ongewapend.’ Dan horen ze een zacht gezucht bij het raam. Wat is dit? ‘Ik ga
wel kijken’, zegt moeder, ‘een vrouw zullen ze toch niet snel iets doen?’ Stil sluipt ze de deur uit. Akol ziet haar langs het raam lopen. Hij luistert gespannen. Hoort hij een geweerschot? Nee…, het blijft stil. Na een paar spannende minuten komt moeder de hut weer binnen. ‘Het is niets’, zegt ze, ‘laten we nog een paar liederen zingen. Dan gaan we daarna naar de kerk. Daar kunnen we met de andere gemeenteleden zingen.’ Moeder is heel kalm. Toch voelt Akol zich onrustig en gespannen.
‘Akol, neem jij Rutha en Sarah mee? Ik moet nog even iets doen. Vergeet jij je trommel niet.’ Tegen Joseph zegt ze: ‘Jij loopt met buurman Moses mee.’ Achter elkaar lopen ze naar het kerkje midden in het dorp. De ouderen hebben een kleine zaklamp bij zich. Het licht van de maan schijnt tussen de bomen door, maar geeft te weinig licht.

In de kerk zijn al meer mensen. Ze gaan in een grote kring staan en zingen enkele liederen. Akol houdt de deur goed in de gaten. Komt moeder er nog niet aan? Ze deed zo geheimzinnig. Net of ze iets verbergt. Heeft ze toch iets gezien bij hun hut? Waarom komt ze niet? Hij zucht van opluchting als ze de kerk binnenkomt. Hier zullen ze toch wel veilig zijn? Of niet…? Ineens denkt hij aan het verhaal van de buurman. Jaren geleden gooiden de soldaten van het regeringsleger zelfs bommen op een kerk. Hij rilt. Niet aan denken nu. Nu is het Kerst.

Na het zingen leest de dominee het kerstevangelie. Hij vraagt God om een zegen. ‘Wilt U geven dat we echt Kerst mogen vieren in ons hart? Laat de Heere Jezus in ons hart komen. Geef dat we iets van Zijn liefde in ons hart voelen.’ Aan het eind van het gebed bidt hij ook voor alle soldaten, niet alleen voor de soldaten van hun eigen stam. ‘Geef, o God, dat het vechten voorbij zal zijn. Wil ons beschermen. Geef vrede in ons land.’

Met zijn vijven lopen ze terug naar de hut. Bij de deur zegt moeder: ‘Ik moet even iets halen. Gaan jullie maar naar binnen. Ik kom zo.’ Alweer, denkt Akol. Hij begrijpt moeder echt niet. Waarom doet ze zo vreemd vanavond?
De volgende morgen wordt Akol wakker van het zonlicht dat door het raam schijnt. Vandaag hoeft hij niet met de koeien weg. Het is kerstfeest. Straks gaan ze naar de kerk. Hij kijkt de hut eens rond. Hè? Moeder ligt niet op haar matje. Zou ze al buiten bezig zijn? Snel staat hij op, loopt naar de deur en kijkt op het erf. Nee…, nergens te zien. Hij loopt om de hut heen… Daar komt ze aan. Ze heeft een pan bij zich en een jerrycan. ‘Waar bent u geweest?’ Lachend kijkt ze Akol aan. ‘Oh, ik moest iets wegbrengen.’ Ze geeft hem verder geen antwoord, maar loopt de hut in. ‘Ga jij water halen?’, vraagt ze. ‘Is het water al op? U zei gisteren dat we voor twee dagen moesten halen.’ ‘Dat klopt, maar het is allemaal op.’ Akol pakt de stok met twee jerrycans en loopt weg. Hij zit vol met vragen. Waarom is er geen water meer? Waar is zijn moeder geweest?

De dag gaat rustig voorbij. Ze gaan naar de kerk, zingen met elkaar en moeder leest het kerstevangelie uit één van de boekjes die ze gekregen heeft. Heerlijk, denkt Akol. Fijn, in mijn eigen taal. Dan begrijp ik het veel beter. Engels vindt hij nog steeds erg moeilijk.

Moeder heeft erg haar best gedaan op het eten. Bij de ugali heeft ze een saus gemaakt van erwten en kleine blaadjes. Lekker! Nu is de ugali niet zo droog. Ze stoppen een balletje ugali in de saus en smullen. Akol ziet dat moeder heel veel eten klaar gemaakt heeft. Er blijft een flinke pan over. ‘Is dat voor morgen?’, vraagt Joseph. ‘Dat wordt nog een keer smullen.’ Moeder geeft geen antwoord. Als Rutha en Sarah de bordjes en het bestek schoongemaakt hebben, wenkt moeder Akol. Hij loopt met haar mee naar het rek waarop de zusjes alles neergelegd hebben om te
drogen. ‘Akol, je moet iets voor me doen’, begint moeder. Op fluisterende toon gaat ze verder: ‘Er is genoeg eten over. Je moet voor mij de pan wegbrengen. Weet je de oude hut van Nando te staan?’ Akol knikt. Natuurlijk weet hij die. Al twee jaar staat die hut aan de rand van het dorp leeg. Nando is ook vermoord, net als zijn vader. Zijn vrouw en kinderen zijn gevlucht. ‘Je moet de pan en de fles met water bij de deur neerzetten. De deur is dicht. Die mag je niet open doen. Kijk of niemand je ziet. Vertel het tegen niemand.’ Akol wil iets vragen, maar moeder legt haar hand op zijn mond. ‘Niets verder vragen. Alleen doen wat ik je vraag. Het is een geheim.’ Zie je wel, denkt Akol. Er is iets. Maar wat?
Met de pan en de fles loopt hij het dorp door. Het is bijna donker. Gelukkig maar. In de buurt van de hut draait hij zich om. Ziet niemand hem? Hij zet alles bij de hut neer. Met zijn oor tegen de deur luistert hij naar de geluiden binnen. Hij hoort niets. Het is helemaal stil. Zou er iemand binnen zijn? Morgen gaat hij stiekem kijken.

Maar die dag lukt het niet. Omdat Joseph vrij heeft van school, gaat hij mee om op de koeien te letten. Dan kan hij het ook leren. Akol kan niet ongemerkt gaan kijken. Hij komt wel langs de hut, maar ziet niets. Het staat er zoals altijd… leeg en verlaten. Toch…, denkt Akol, is daar iets geheimzinnigs.

Als ze ’s avonds gegeten hebben, roept moeder hem. ‘Akol, kun je de opdracht van gisteren nog eens uitvoeren?’ ‘Goed, mam’, zegt Akol net iets te enthousiast. Moeder hoort het. ‘Je weet wat ik gezegd heb. Kijk niet in de hut. Zorg dat niemand je ziet. Anders wordt het te…’ Ze stopt abrupt. ‘Kom snel terug’, roept ze hem na. Akol moet goed kijken waar hij loopt. Het is donkerder dan gisteravond. Een zaklamp mag hij niet gebruiken, heeft moeder gezegd. Waarom maakte ze haar zin niet af? Welk woord wilde ze zeggen? Hij denkt…., denkt en kan maar één woord bedenken: te gevaarlijk. Maar dan is het ook gevaarlijk wat hij doet.

Stil sluipt hij verder. De mensen mogen hem niet horen. Hij schrikt als een vogel in een boom krijsend wegvliegt. Hij wordt bang, maar daar is de hut al. Hij kijkt om zich heen. Niemand te zien? Nee, dan naar de deur lopen. Hij zet de pan neer en draait zich om. Maar tot zijn grote schrik gaat de deur open en staat er een Nuer-soldaat in de deuropening. Hij bedenkt zich geen moment en rent zo snel hij kan terug naar hun eigen hut. Af en toe kijkt hij om, maar de soldaat komt niet achter hem aan.
Struikelend over zijn eigen benen valt hij de hut binnen. ‘Moe…, moeder’, hakkelt hij. Zijn moeder staat al bij hem en helpt hem overeind. ‘Wat doe je toch?’ Ze ziet het bange gezicht van Akol en fluistert in zijn oor: ‘Bij de hut?’ Akol knikt. ‘Kom mee naar buiten, anders horen de anderen het.’ Akol trilt nog van de schrik, maar vertelt wat hij gezien heeft: ‘In de hut…, een soldaat… geen Dinka.’ Moeder legt haar hand op zijn schouder. ‘Er is geen gevaar, Akol. Echt niet! Ik zal het geheim vertellen, maar je moet beloven dat je niets verder vertelt.’ Akol knikt. Hij wrijft over zijn knie. Hij viel toch wel hard. Moeder ziet het: ‘Zullen we gaan zitten?’ ‘In het gras?’, vraagt Akol. ‘Zitten er nu geen slangen?’ ‘Ik pak de krukjes wel’, reageert moeder.

Dan vertelt ze: ‘Akol, vertrouw me. Ik weet dat het gevaarlijk is, maar ik geloof dat ik de soldaten moet helpen.’ ‘Zijn er meer soldaten in de hut?’ Moeder knikt. ‘Op de avond voor Kerst stonden er drie soldaten bij onze hut. Ze hadden het zingen gehoord. Ze waren verdwaald en wisten alleen dat ze in een Dinka-dorp waren. Ze waren ontzettend bang, maar ze hadden erge honger en waren uitgedroogd. Daarom heb ik hen in de hut verstopt en eten en drinken gebracht.’ ‘Ik begrijp het niet. Straks schieten ze ons dood’, antwoordt Akol. ‘Nee, dat doen ze niet, Akol. Ze willen terug naar hun eigen stam. Ze zijn weer wat op kracht gekomen. Morgen ga ik met de chief (= het dorpshoofd) praten. Ik hoop dat ze veilig weg kunnen.’ Akol schudt zijn hoofd.
‘Dat kan niet. De mannen in ons dorp zullen wraak willen nemen.’ Zachtjes antwoordt moeder: ‘Akol, het is toch kerstfeest geweest? Ik voelde dat ik de soldaten moest helpen. God wil dat wij onze vijanden liefhebben, hoe moeilijk het ook is.’ Akol zucht. De vijanden van zijn stam liefhebben? Nee…, dat kan hij niet. ‘De Heere Jezus heeft zoveel liefde voor ons gehad, dat Hij uit de hemel naar de aarde gekomen is, Akol. Hij wilde als een Kind geboren worden. In de hemel was Hij zo rijk, als niemand op de aarde. Al die rijkdom heeft Hij achter Zich gelaten. Om mijn zonden wilde Hij arm worden, Akol. Het is zo’n wonder dat Hij dat wilde doen. Daarom kan ik niet anders dan die soldaten helpen.’ Akol hoort dat moeder het echt meent. In het schaarse licht van de maan ziet hij haar ogen glinsteren. Haar stem trilt en als hij goed kijkt, ziet hij tranen in haar ogen als ze zegt: ‘Je hoeft niet bang te zijn. De Heere zorgt voor ons.’

Het duurt die avond lang voor Akol in slaap valt. Er is zoveel te denken. Je vijanden helpen? Wat is dat moeilijk. Moeder moet echt veel van de Heere Jezus houden, dat voelt hij wel. Midden in de nacht schrikt hij wakker. Pang, pang. Hij vliegt overeind. ‘Daar zijn ze’, gilt hij. Maar gelijk voelt hij dat moeder hem vastpakt en haar hand op zijn mond legt. ‘Nee Akol, ze komen niet. Het schieten is heel ver weg. Luister maar.’ Dan hoort hij het ook. Heel in de verte hoort hij het geluid van een geweer.

De volgende morgen loopt Akol met de koeien langs de hut van Nando. Zijn hart bonkt. Als de deur opengaat…, als ze… Er gebeurt niets. De hut ligt er verlaten bij als altijd. Zullen ze vanavond weg zijn? Moeder gaat vandaag praten. Akol is de hele dag onrustig. Hij draagt een groot geheim bij zich, maar geen fijn geheim. Hij zal echt blij zijn als de soldaten vertrekken.

Tegen de avond drijft hij de koeien het dorp in. Schuw kijkt hij naar de hut van Nando. De deur staat open. Zal hij gaan kijken? Nee…, stel je voor dat de soldaten nog in de hut zijn. Hij loopt naar een koe, die maar niet doorloopt, geeft haar een tik en rent verder. Voor de hut staat de auto van de chief. En bij de auto… Akol durft bijna niet te kijken. Maar als hij het lachen van moeder hoort, loopt hij toch verder. Hij ziet dat moeder de soldaten één voor één een hand geeft. Hoe durft ze! Stel je voor…. Moeder wenkt hem. Zal hij weglopen of naar haar toe gaan? Ze kijkt zo vrolijk dat hij besluit om naar de hut te gaan. ‘Net op tijd, Akol. De chief brengt ze in de buurt van hun eigen dorp. Ze willen niet meer vechten. Geef hen een hand. Jij hebt hen immers ook geholpen?’ Aarzelend steekt hij zijn hand uit. Eén van de soldaten zegt: ‘Thanks for everything. God bless you.’ (=Bedankt voor alles. De Heere zegene jou). De chief start de auto, de mannen stappen in en zwaaien als ze de weg oprijden. Akol blijft hen lang nakijken. Hij ziet een wolk stof bij de rivier. Hij zucht. Is het van opluchting of van verwondering? Hij weet het zelf niet. Allerlei gedachten tollen door zijn hoofd. Is hij voor niets bang geweest?

Moeder ziet hem staan. ‘Wat denk je, Akol?’ ‘Mam, kennen de soldaten de Heere Jezus ook?’ ‘Ja Akol, in hun dorp hebben ze veel over Hem gehoord. Toch zijn ze gaan vechten. Maar nu hebben ze gezien dat God dit niet wil.’ ‘Komt dat door uw liefde voor hen?’, vraagt Akol. ‘Misschien’, zegt ze.

Een week later komt de chief bij hun hut. ‘Akol, ik heb een mooi bericht voor je moeder. De soldaten hebben mij al drie keer gebeld. Ze vertellen steeds dat ze zo dankbaar zijn dat jouw moeder hen geholpen heeft. Ze hebben gezien wat Kerst écht betekent.’

Auteur: J.J. Meijer-Voortman

(Het helpen van de soldaten tijdens de kerstdagen is echt gebeurd)



Nog beter in vorm raken?

Wij komen graag langs voor toerusting op maat! Bekijk de dienstenpagina voor ons aanbod of stel je vraag via lydia@goedinvorm.nu.

NEEM CONTACT OP

Heb je een tip?

Deel met ons je idee!

STUUR JE TIP IN

Kerstverhalen

Meer

De glinsterende kerstbal

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

De vergeten oorlog

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Een geheime, eigen Bijbel

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Een kleurrijke kerst

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Het mandje in de sneeuw

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Kerst op de kinderafdeling

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Kerstverhaal - Abul de vluchteling

10 november 2020
Een kerstverhaal over Abdul uit Soedan en zijn vlucht naar Nederland. Daar hoort hij over de Heere Jezus.
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - Andrej

5 januari 2021
Een kerstverhaal over het liefhebben van je naaste. De moeder van Andrej helpt een arme, zieke vrouw door haar in huis te nemen. Andrej is er niet zo …
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - Ashra de asielzoeker

10 november 2020
Een kerstverhaal over een christelijk gezin dat in Nederland asiel zoekt. Ashra moet met zijn familie vluchten. De paspoorten die vader gekocht heeft …
+
Ontwikkeld door

Kerstverhaal - Aydin uit Turkije

10 november 2020
Een kerstverhaal over christenvervolging in Turkije. Aydins vader is moslim en haat christenen. Aydin moet Husnur, die aardige jongen uit het dorp, …
+
Ontwikkeld door
LCJ

Kerstverhaal - De begraven schat

10 november 2020
Een kerstverhaal over een verborgen schat, dat zich afspeelt in Noord-Korea.
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - De laatste zal de eerste zijn

10 november 2020
Alle kinderen uit de klas hebben geld opgehaald voor een goed doel. Dirk kan het niet goed hebben dat juist 'simpele' Daantje het meeste geld …
+
Ontwikkeld door
BHZ

Uitgelichte items

Avondmaal

30 oktober 2020
Het Avondmaal laat zien dat de Heere Jezus Zijn lichaam en bloed geofferd heeft tot vergeving van de zonden. Als je door het geloof het Avondmaal …
+
Ontwikkeld door

Belijdenis doen

5 januari 2021
Ik zou het als een grote zegen zien als jij door deze inleiding een verlangen krijgt naar het doen van openbare geloofsbelijdenis, omdat de Heere …
+
Ontwikkeld door
LCJ

Stel je eigen inspiratielijst samen

Voeg met behulp van het gele plusje items toe aan je inspiratielijst. Alles in één lijstje overzichtelijk bij elkaar voor jouw clubavond of activiteit!